Nederlands
Uitgebreide vertaling voor vervloeien (Nederlands) in het Engels
vervloeien:
-
vervloeien (in elkaar overlopen; vervagen)
Conjugations for vervloeien:
o.t.t.
- vervloei
- vervloeit
- vervloeit
- vervloeien
- vervloeien
- vervloeien
o.v.t.
- vervloeide
- vervloeide
- vervloeide
- vervloeiden
- vervloeiden
- vervloeiden
v.t.t.
- ben vervloeid
- bent vervloeid
- is vervloeid
- zijn vervloeid
- zijn vervloeid
- zijn vervloeid
v.v.t.
- was vervloeid
- was vervloeid
- was vervloeid
- waren vervloeid
- waren vervloeid
- waren vervloeid
o.t.t.t.
- zal vervloeien
- zult vervloeien
- zal vervloeien
- zullen vervloeien
- zullen vervloeien
- zullen vervloeien
o.v.t.t.
- zou vervloeien
- zou vervloeien
- zou vervloeien
- zouden vervloeien
- zouden vervloeien
- zouden vervloeien
diversen
- vervloei!
- vervloeit!
- vervloeid
- vervloeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor vervloeien:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
melt | gesmolten massa; smelt | |
run | aanval; attaque; bestorming; hardloopwedstrijd; ladder; ladder in kous; loop; offensief; run; runs; stormaanval; stormloop; stormlopen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
melt | in elkaar overlopen; vervagen; vervloeien | doen smelten; door hitte vloeibaar worden; ineenlopen; smelten |
run | in elkaar overlopen; vervagen; vervloeien | administreren; beheren; besturen; draven; gaan; gulpen; gutsen; hard rennen; hardlopen; hollen; in stralen lopen; in stromen neerstorten; ladderen; lopen; pezen; racen; rennen; sprinten; stromen; vloeien; zich begeven |