Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
call
|
|
aanroepen; bellen; belletje; convocatie; geluidssein; geluidssignaal; lokroep; loktoon; opbellen; oproep; oproeping; praaien; telefonisch bericht; telefoontje
|
charge
|
|
aanklacht; beschuldiging; electrische lading; lading; proces verbaal; rapport; tenlastelegging; toeslag; verklaring
|
command
|
|
aanvoeren; aanvoering; aanwijzing; autoriteit; beheersing; bevel; bevelschrift; commando; consigne; dienstorder; dwangbevel; gebod; gezag; heerschappij; instructie; leiding; macht; mate van bekwaamheid; opdracht; oppperbevel; order; taak; voorgaan; voorschrift
|
commission
|
|
aanstelling; afsluitpremie; afsluitprovisie; benoeming; bevelschrift; commissie; installatie; lastbrief; makelaarsprovisie; mandaat; officiersaanstelling; provisie
|
declaring
|
bepalen; beschikken; verordenen; voorschrijven
|
|
decree
|
|
afkondiging; arrest; beslissing; besluit; besluiten; decreet; maatregel; raadsbesluit; regeringsbesluit; schikking; uitvaardiging; voorziening
|
decreeing
|
bepalen; beschikken; verordenen; voorschrijven
|
|
determine
|
bepalen; beschikken; verordenen; voorschrijven
|
bepalen; vaststellen
|
dictating
|
bepalen; beschikken; verordenen; voorschrijven
|
|
force
|
|
aandrijfkracht; aandrijving; drijfkracht; forceren; geweld; heir; kracht; krijgsmacht; leger; legermacht; macht; mankracht; motor; opdringen; strijdmacht; stuwkracht; troepenmacht; vermogen
|
order
|
|
aanwijzing; bestelling; bevel; bevelschrift; bezorging; commando; consigne; decoratie; dienstorder; dwangbevel; ereteken; gebod; instructie; lastbrief; lintje; mandaat; onderscheiding; onderscheidingsteken; opdracht; orde; order; overhandiging; regelmaat; ridderorde; taak; voorschrift; z-volgorde
|
ordering
|
bepalen; beschikken; verordenen; voorschrijven
|
bestellen
|
prescribe
|
bepalen; beschikken; verordenen; voorschrijven
|
|
requiring
|
bepalen; beschikken; verordenen; voorschrijven
|
|
rule
|
|
bewind; dienstvoorschrift; filter; gezag; macht; overheersing; regel; regentschap; regeringsstelsel; regime; reglement; richtlijn; richtsnoer; staatsbestel; stelregel; voorschrift; wetmatigheid
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
call
|
afkondigen; decreteren; ordonneren; verordenen; verordineren
|
aanbellen; aanroepen; bellen; benoemen; bestempelen; betitelen; bijeenroepen; bonzen; convoceren; een naam geven; erbij halen; erbij roepen; iemand opbellen; luiden; noemen; opbellen; praaien; roepen; samenroepen; telefoontje plegen; vernoemen
|
charge
|
bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren
|
aanklagen; beschuldigen; betichten; bevelen; casseren; chargeren; dicteren; factureren; gebieden; gelasten; in rekening brengen; incrimineren; overdrijven; ten laste leggen; tenlaste leggen; verdacht maken; verdenken; voorschrijven
|
command
|
bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren
|
aanvoeren; besturen; bevel voeren over; commanderen; leiden; leiding geven; leidinggeven; managen; voorzitten
|
commission
|
bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren
|
|
decree
|
bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren
|
afkondigen; decreteren; uitvaardigen
|
dedicate
|
bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren
|
toewijden
|
determine
|
|
bepalen; bestemmen; definiëren; determineren; omschrijven; vaststellen
|
devote
|
bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren
|
toewijden
|
dictate
|
bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren
|
dicteren; een brief dicteren; gebieden; gelasten; ingeven; voorschrijven
|
exert power
|
bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren
|
gezaghebben; heersen; macht uitoefenen; overheersen; regeren
|
force
|
bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren
|
doordrijven; dwingen; dwingen te doen; forceren; noodzaken tot; opdringen
|
give notice of
|
afkondigen; decreteren; ordonneren; verordenen; verordineren
|
aanschrijven; aanzeggen; kennis geven; konde doen
|
order
|
bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren
|
aanrukken; aanvoeren; afkondigen; bestellen; bevel voeren over; bevelen; catalogiseren; classificeren; commanderen; decreteren; dicteren; een brief dicteren; gebieden; gelasten; gezaghebben; heersen; ingeven; leiden; leidinggeven; macht uitoefenen; ordenen; orderen; organiseren; overheersen; rangordenen; rangschikken; regelen; regeren; schikken; uitvaardigen; voorschrijven
|
proclaim
|
afkondigen; decreteren; ordonneren; verordenen; verordineren
|
aankondigen; afkondigen; afroepen; annonceren; bekendmaken; namen afroepen; omroepen; proclameren
|
rule
|
bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren
|
gezaghebben; heersen; heersen van griep; macht uitoefenen; overheersen; regeren; verspreiden van ziekte
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
devote
|
|
bemind; dierbaar; geliefd; lief; toegenegen
|
ordering
|
|
bevelend
|