Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. verliezen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verliezen (Nederlands) in het Engels

verliezen:

verliezen werkwoord (verlies, verliest, verloor, verloren, verloren)

  1. verliezen (kwijt raken)
    to lose
    • lose werkwoord (loses, lost, losing)
  2. verliezen
    to lose
    – fail to win 1
    • lose werkwoord (loses, lost, losing)
      • We lost the battle but we won the war1
  3. verliezen (verloren gaan; kwijtraken; wegraken; erbij inschieten)
    to lose; to fall through; to get lost
    • lose werkwoord (loses, lost, losing)
    • fall through werkwoord (falls through, fell through, falling through)
    • get lost werkwoord (gets lost, got lost, getting lost)

Conjugations for verliezen:

o.t.t.
  1. verlies
  2. verliest
  3. verliest
  4. verliezen
  5. verliezen
  6. verliezen
o.v.t.
  1. verloor
  2. verloor
  3. verloor
  4. verloren
  5. verloren
  6. verloren
v.t.t.
  1. heb verloren
  2. hebt verloren
  3. heeft verloren
  4. hebben verloren
  5. hebben verloren
  6. hebben verloren
v.v.t.
  1. had verloren
  2. had verloren
  3. had verloren
  4. hadden verloren
  5. hadden verloren
  6. hadden verloren
o.t.t.t.
  1. zal verliezen
  2. zult verliezen
  3. zal verliezen
  4. zullen verliezen
  5. zullen verliezen
  6. zullen verliezen
o.v.t.t.
  1. zou verliezen
  2. zou verliezen
  3. zou verliezen
  4. zouden verliezen
  5. zouden verliezen
  6. zouden verliezen
diversen
  1. verlies!
  2. verliest!
  3. verloren
  4. verliezend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

verliezen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de verliezen
    the loss
    • loss [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor verliezen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
loss verliezen afbreuk; beschadiging; het verliezen; nadeel; schade; schadepost; tekort; verlies; verliespost
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fall through erbij inschieten; kwijtraken; verliezen; verloren gaan; wegraken
get lost erbij inschieten; kwijtraken; verliezen; verloren gaan; wegraken bekijken; de weg kwijtraken; dood kunnen vallen; inrukken; opdonderen; opflikkeren; ophoepelen; opkrassen; oplazeren; oprotten; verdwalen; verkeerd gaan; verkeerd lopen; zoek raken; zoekraken
loose losmaken
lose erbij inschieten; kwijt raken; kwijtraken; verliezen; verloren gaan; wegraken missen; verbeuren; vergokken; vergooien; verloren gaan; vermissen; verspelen; wegmaken; zoek maken; zoekmaken
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
get lost ongerede
loose beweegbaar; los; mobiel; mul; niet vast; ongedisciplineerd; pulverig; roerend; ruim; rul; verplaatsbaar; verschuifbaar; verzetbaar; wijd

Synoniemen voor "verliezen":


Antoniemen van "verliezen":


Verwante definities voor "verliezen":

  1. hem niet langer hebben2
    • zij heeft haar portemonnee verloren2
  2. verslagen worden2
    • Ajax heeft dit weekend verloren2
  3. er minder geld voor krijgen dan je zelf betaald hebt2
    • wij hebben dik verloren op de verkoop van chocolademelk2
  4. verdwijnen2
    • dat oude schilderij is verloren gegaan2

Wiktionary: verliezen

verliezen
verb
  1. iets kwijt raken
    • verliezenlose
verliezen
noun
  1. casualties
  2. instance of losing
verb
  1. fail to be the winner
  2. have (somebody of one's kin) die
  3. (transitive) fail to win
  4. cause (something) to cease to be in one's possession or capability
  5. to suffer the loss
  6. waste (time)
  7. to be defeated

Cross Translation:
FromToVia
verliezen lose verlieren — etwas irgendwo hinlegen und es später nicht mehr wiederfinden

Verwante vertalingen van verliezen