Nederlands
Uitgebreide vertaling voor verduidelijkt (Nederlands) in het Engels
verduidelijkt:
-
verduidelijkt (verklaard; opgehelderd)
declared; explained; elucidated; cleared up-
declared bijvoeglijk naamwoord
-
explained bijvoeglijk naamwoord
-
elucidated bijvoeglijk naamwoord
-
cleared up bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor verduidelijkt:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
declared | opgehelderd; verduidelijkt; verklaard | aangegeven; gedeclareerde; gemelde; opgegeven; vermelde |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cleared up | opgehelderd; verduidelijkt; verklaard | belicht; opgehelderd; opgeklaard; toegelicht; uitgelegd; verhelderd |
elucidated | opgehelderd; verduidelijkt; verklaard | |
explained | opgehelderd; verduidelijkt; verklaard | belicht; opgehelderd; toegelicht; uitgelegd; verhelderd |
verduidelijkt vorm van verduidelijken:
verduidelijken werkwoord (verduidelijk, verduidelijkt, verduidelijkte, verduidelijkten, verduidelijkt)
-
verduidelijken (nader verklaren; toelichten; uiteenzetten; uitleggen)
-
verduidelijken (verklaren; toelichten; ophelderen; verhelderen; belichten; accentueren; opklaren)
-
verduidelijken (uitleggen; uiteenzetten; ontvouwen)
Conjugations for verduidelijken:
o.t.t.
- verduidelijk
- verduidelijkt
- verduidelijkt
- verduidelijken
- verduidelijken
- verduidelijken
o.v.t.
- verduidelijkte
- verduidelijkte
- verduidelijkte
- verduidelijkten
- verduidelijkten
- verduidelijkten
v.t.t.
- heb verduidelijkt
- hebt verduidelijkt
- heeft verduidelijkt
- hebben verduidelijkt
- hebben verduidelijkt
- hebben verduidelijkt
v.v.t.
- had verduidelijkt
- had verduidelijkt
- had verduidelijkt
- hadden verduidelijkt
- hadden verduidelijkt
- hadden verduidelijkt
o.t.t.t.
- zal verduidelijken
- zult verduidelijken
- zal verduidelijken
- zullen verduidelijken
- zullen verduidelijken
- zullen verduidelijken
o.v.t.t.
- zou verduidelijken
- zou verduidelijken
- zou verduidelijken
- zouden verduidelijken
- zouden verduidelijken
- zouden verduidelijken
diversen
- verduidelijk!
- verduidelijkt!
- verduidelijkt
- verduidelijkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze