Nederlands
Uitgebreide vertaling voor verbaliseren (Nederlands) in het Engels
verbaliseren:
-
verbaliseren (verwoorden; formuleren)
Conjugations for verbaliseren:
o.t.t.
- verbaliseer
- verbaliseert
- verbaliseert
- verbaliseren
- verbaliseren
- verbaliseren
o.v.t.
- verbaliseerde
- verbaliseerde
- verbaliseerde
- verbaliseerden
- verbaliseerden
- verbaliseerden
v.t.t.
- heb verbaliseerd
- hebt verbaliseerd
- heeft verbaliseerd
- hebben verbaliseerd
- hebben verbaliseerd
- hebben verbaliseerd
v.v.t.
- had verbaliseerd
- had verbaliseerd
- had verbaliseerd
- hadden verbaliseerd
- hadden verbaliseerd
- hadden verbaliseerd
o.t.t.t.
- zal verbaliseren
- zult verbaliseren
- zal verbaliseren
- zullen verbaliseren
- zullen verbaliseren
- zullen verbaliseren
o.v.t.t.
- zou verbaliseren
- zou verbaliseren
- zou verbaliseren
- zouden verbaliseren
- zouden verbaliseren
- zouden verbaliseren
diversen
- verbaliseer!
- verbaliseert!
- verbaliseerd
- verbaliserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor verbaliseren:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
phrase | bepaling; frase; gezegde; uitdrukking; woordgroep; zegswijze; zin; zin taalkundig; zinsnede | |
voice | stem; stemgeluid | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
express | formuleren; verbaliseren; verwoorden | betonen; betuigen; openbaren; spuien; tot uitdrukking brengen; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden; zich uiten |
phrase | formuleren; verbaliseren; verwoorden | formuleren; fraseren; in een formule brengen; inkleden |
put into words | formuleren; verbaliseren; verwoorden | formuleren; fraseren; in een formule brengen; inkleden |
verbalise | formuleren; verbaliseren; verwoorden | |
verbalize | formuleren; verbaliseren; verwoorden | |
voice | formuleren; verbaliseren; verwoorden |