Overzicht
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
- vastheid:
- vast:
-
Wiktionary:
- vast → fixed, firm, stuck, probably, surely
- vast → fast, regular, solid
- vast → solid
- vast → yeah, right
- vast → final, definite, definitive, decided, decisive, firm, positive, affirmative, hard, solid, unflinching, stiff, permanent, perennial, everlasting, eternal, perpetual, constant, invariable, inveterate, uninterrupted, unceasing, continuous, continual, enduring, steadfast, standing, abiding, substantial, stout, sterling, certain, sure, safe, harmless, benign, secure, reliable, trustworthy, dependable, faithful, responsible
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor vastheid (Nederlands) in het Engels
vastheid:
-
de vastheid (zekerheid; vastigheid; stelligheid; gewisheid)
-
de vastheid
the consistence -
de vastheid (hechtheid; stevigheid; soliditeit)
Vertaal Matrix voor vastheid:
Verwante woorden van "vastheid":
vast:
-
vast (waarlijk; vast en zeker; zeker; waarachtig; stellig; feitelijk; beslist; reëel; heus; welzeker; voorzeker; gewis; geheid)
definitely; genuinely; really; factually; certainly; surely; actually; truthfully; indeed-
definitely bijwoord
-
genuinely bijwoord
-
really bijwoord
-
factually bijwoord
-
certainly bijwoord
-
surely bijwoord
-
actually bijwoord
-
truthfully bijwoord
-
indeed bijwoord
-
Vertaal Matrix voor vast:
Verwante woorden van "vast":
Synoniemen voor "vast":
Antoniemen van "vast":
Verwante definities voor "vast":
Wiktionary: vast
vast
Cross Translation:
adverb
vast
adjective
-
firmly or securely fixed in place
-
frequent, steady
-
in the solid state
-
certainly, undoubtedly
- surely → zeker; vast; zeker weten
-
sarcasm to express disbelief
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vast | → final; definite; definitive; decided; decisive; firm; positive; affirmative | ↔ définitif — Qui régler, fixer de manière qu’on n’y devoir plus revenir. |
• vast | → firm; hard; solid; unflinching; stiff | ↔ ferme — Qui a de la consistance, de la dureté. |
• vast | → permanent; perennial; everlasting; eternal; perpetual; constant; invariable; inveterate; uninterrupted; unceasing; continuous; continual; enduring; steadfast; standing; abiding | ↔ permanent — Qui est stable, immuable, qui dure sans changer, qui dure constamment. |
• vast | → solid; firm; substantial; stout; sterling | ↔ solide — physique|fr Qui a de la consistance. |
• vast | → certain; sure; safe; harmless; benign; secure; reliable; trustworthy; dependable; faithful; responsible | ↔ sûr — dont on ne douter pas ; certain ; indubitable ; vrai. |