Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. vaardigheidsoefening:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vaardigheidsoefening (Nederlands) in het Engels

vaardigheidsoefening:

vaardigheidsoefening [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. vaardigheidsoefening (oefening)
    the exercise; the practice; the training; the drill; the practise
    • exercise [the ~] zelfstandig naamwoord
    • practice [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
    • training [the ~] zelfstandig naamwoord
    • drill [the ~] zelfstandig naamwoord
    • practise [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits

Vertaal Matrix voor vaardigheidsoefening:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drill oefening; vaardigheidsoefening boor; boormachine; draaiboor; drilboor; handboor; klopboor
exercise oefening; vaardigheidsoefening
practice oefening; vaardigheidsoefening aanwenden; aanwending; dokteren; ervaring; gebruik; oplappen; praktijk; routine; toepassing; uitoefening; werkervaring
practise oefening; vaardigheidsoefening aanwenden; aanwending; dokteren; ervaring; gebruik; oplappen; praktijk; routine; toepassing; uitoefening; werkervaring
training oefening; vaardigheidsoefening africhten; africhting; artsenpraktijk; bekwaming; dresseren; dressuur; kundig maken; opleiding; praktijk; scholing; schoolopleiding; spierwerking; training; vorming
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drill aanboren; boren; doorboren; exerceren; gaatjes maken in; perforeren
exercise exerceren; oefenen; ontwikkelen; praktiseren; repeteren; sport uitoefenen; trainen
practice aangrijpen; aanwenden; bekwamen; benutten; beoefenen; bezigen; coachen; gebruik maken van; gebruiken; hanteren; harden; herhalen; instuderen; leren; oefenen; ontwikkelen; praktiseren; repeteren; sport uitoefenen; toepassen; trainen; uitoefenen
practise aangrijpen; aanwenden; bekwamen; benutten; beoefenen; bezigen; coachen; gebruik maken van; gebruiken; hanteren; harden; herhalen; instuderen; leren; oefenen; ontwikkelen; praktiseren; repeteren; sport uitoefenen; toepassen; trainen; uitoefenen