Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitwonend (Nederlands) in het Engels
uitwonend:
-
uitwonend (extern)
non-resident; living away from home-
non-resident bijvoeglijk naamwoord
-
living away from home bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor uitwonend:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
living away from home | extern; uitwonend | |
non-resident | extern; uitwonend |
uitwonen:
-
uitwonen
Conjugations for uitwonen:
o.t.t.
- woon uit
- woont uit
- woont uit
- wonen uit
- wonen uit
- wonen uit
o.v.t.
- woonde uit
- woonde uit
- woonde uit
- woonden uit
- woonden uit
- woonden uit
v.t.t.
- ben uitgewoond
- bent uitgewoond
- is uitgewoond
- zijn uitgewoond
- zijn uitgewoond
- zijn uitgewoond
v.v.t.
- was uitgewoond
- was uitgewoond
- was uitgewoond
- waren uitgewoond
- waren uitgewoond
- waren uitgewoond
o.t.t.t.
- zal uitwonen
- zult uitwonen
- zal uitwonen
- zullen uitwonen
- zullen uitwonen
- zullen uitwonen
o.v.t.t.
- zou uitwonen
- zou uitwonen
- zou uitwonen
- zouden uitwonen
- zouden uitwonen
- zouden uitwonen
diversen
- woon uit!
- woont uit!
- uitgewoond
- uitwonend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor uitwonen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ruin by neglect | uitwonen | |
run down | uitwonen | afkraken; aflopen; afrennen; eindigen; katten; kraken; kritiseren; omverlopen; teneindelopen |
Computer vertaling door derden: