Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitvlakken (Nederlands) in het Engels
uitvlakken:
Conjugations for uitvlakken:
o.t.t.
- vlak uit
- vlakt uit
- vlakt uit
- vlakken uit
- vlakken uit
- vlakken uit
o.v.t.
- vlakte uit
- vlakte uit
- vlakte uit
- vlakten uit
- vlakten uit
- vlakten uit
v.t.t.
- heb uitgevlakt
- hebt uitgevlakt
- heeft uitgevlakt
- hebben uitgevlakt
- hebben uitgevlakt
- hebben uitgevlakt
v.v.t.
- had uitgevlakt
- had uitgevlakt
- had uitgevlakt
- hadden uitgevlakt
- hadden uitgevlakt
- hadden uitgevlakt
o.t.t.t.
- zal uitvlakken
- zult uitvlakken
- zal uitvlakken
- zullen uitvlakken
- zullen uitvlakken
- zullen uitvlakken
o.v.t.t.
- zou uitvlakken
- zou uitvlakken
- zou uitvlakken
- zouden uitvlakken
- zouden uitvlakken
- zouden uitvlakken
en verder
- ben uitgevlakt
- bent uitgevlakt
- is uitgevlakt
- zijn uitgevlakt
- zijn uitgevlakt
- zijn uitgevlakt
diversen
- vlak uit!
- vlakt uit!
- uitgevlakt
- uitvlakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor uitvlakken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
eliminate | elimineren; wegwerken | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
blot out | uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; wegvegen; wissen | doorstrepen |
delete | uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; wegvegen; wissen | doorhalen; schrappen; verwijderen |
eliminate | uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; wegvegen; wissen | afbreken; afmaken; koudmaken; liquideren; ruineren; slopen; uit de weg ruimen; uitroeien; vernielen; vernietigen; verwoesten |
erase | uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; wegvegen; wissen | vagen |
rub out | uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; wegvegen; wissen | |
wipe | uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; wegvegen; wissen | zemen |
wipe out | uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; wegvegen; wissen | uitroeien; vagen; wegvagen |