Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dregs
|
uitvaagsel
|
afzetsel; bezinksel; bezinksels; depot; dik; drab; droesem; grondsop; grondsoppen; moer; neerslag; residu; sediment; zetsel
|
dross
|
uitvaagsel
|
|
offal
|
uitvaagsel
|
slachtafval
|
refuse
|
uitvaagsel
|
afval; rotzooi; vuilnis
|
riff-raff
|
uitvaagsel
|
geboefte; gebroed; gepeupel; gespuis; geteisem; grauw; plebs; rapaille; schorriemorrie; tuig; uitschot
|
scrap
|
uitvaagsel
|
afvalmateriaal; afvalstof; flard; homp; knipsel; lap; lor; metaal afval; oud ijzer; prul; schroot; snipper; stukje papier; uitval; vod; vodje
|
scum
|
uitvaagsel
|
canaille; gajes; geboefte; gebroed; gepeupel; gespuis; geteisem; grauw; plebs; rapaille; schorriemorrie; tuig; uitschot
|
trash
|
uitvaagsel
|
afval; bocht; clichékunst; drek; grofvuil; huisafval; huisvuil; junk; kitsch; prullaria; rommel; rotzooi; slechte drank; smerig spul; troep; voddengoed; vuilnis; vullis
|
vermin
|
uitvaagsel
|
geboefte; gebroed; gespuis; geteisem; ongedierte; schorriemorrie; tuig; uitschot
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
refuse
|
|
afkeuren; afstemmen; afwijzen; verwerpen; weigeren
|
scrap
|
|
bakkeleien; duelleren; kampen; knokken; laten uitvallen; matten; tot schroot verwerken; vechten; vernietigen
|
trash
|
|
'n aframmeling geven; aframmelen; afrossen; in elkaar rammen; in elkaar timmeren
|