Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. uitspatten:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitspatten (Nederlands) in het Engels

uitspatten:

uitspatten werkwoord (spat uit, spatte uit, spatten uit, uitgespat)

  1. uitspatten
    to splurge; to live it up; to go to town
    • splurge werkwoord (splurges, splurged, splurging)
    • live it up werkwoord (lives it up, lived it up, living it up)
    • go to town werkwoord (goes to town, went to town, going to town)

Conjugations for uitspatten:

o.t.t.
  1. spat uit
  2. spat uit
  3. spat uit
  4. spatten uit
  5. spatten uit
  6. spatten uit
o.v.t.
  1. spatte uit
  2. spatte uit
  3. spatte uit
  4. spatten uit
  5. spatten uit
  6. spatten uit
v.t.t.
  1. ben uitgespat
  2. bent uitgespat
  3. is uitgespat
  4. zijn uitgespat
  5. zijn uitgespat
  6. zijn uitgespat
v.v.t.
  1. was uitgespat
  2. was uitgespat
  3. was uitgespat
  4. waren uitgespat
  5. waren uitgespat
  6. waren uitgespat
o.t.t.t.
  1. zal uitspatten
  2. zult uitspatten
  3. zal uitspatten
  4. zullen uitspatten
  5. zullen uitspatten
  6. zullen uitspatten
o.v.t.t.
  1. zou uitspatten
  2. zou uitspatten
  3. zou uitspatten
  4. zouden uitspatten
  5. zouden uitspatten
  6. zouden uitspatten
diversen
  1. spat uit!
  2. spat uit!
  3. uitgespat
  4. uitspattend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uitspatten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
splurge grenzeloosheid; mateloosheid
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
go to town uitspatten
live it up uitspatten
splurge uitspatten