Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitsloven (Nederlands) in het Engels
uitsloven:
-
uitsloven
to put oneself out; to lean over backwards; to work oneself to the bone; to work to death; to go out of one's way-
work oneself to the bone werkwoord (works oneself to the bone, worked oneself to the bone, working oneself to the bone)
-
go out of one's way werkwoord (goes out of one's way, went out of one's way, going out of one's way)
Conjugations for uitsloven:
o.t.t.
- sloof uit
- slooft uit
- slooft uit
- sloven uit
- sloven uit
- sloven uit
o.v.t.
- sloofte uit
- sloofte uit
- sloofte uit
- slooften uit
- slooften uit
- slooften uit
v.t.t.
- heb uitgesloofd
- hebt uitgesloofd
- heeft uitgesloofd
- hebben uitgesloofd
- hebben uitgesloofd
- hebben uitgesloofd
v.v.t.
- had uitgesloofd
- had uitgesloofd
- had uitgesloofd
- hadden uitgesloofd
- hadden uitgesloofd
- hadden uitgesloofd
o.t.t.t.
- zal uitsloven
- zult uitsloven
- zal uitsloven
- zullen uitsloven
- zullen uitsloven
- zullen uitsloven
o.v.t.t.
- zou uitsloven
- zou uitsloven
- zou uitsloven
- zouden uitsloven
- zouden uitsloven
- zouden uitsloven
en verder
- ben uitgesloofd
- bent uitgesloofd
- is uitgesloofd
- zijn uitgesloofd
- zijn uitgesloofd
- zijn uitgesloofd
diversen
- sloof uit!
- slooft uit!
- uitgesloofd
- uitslovend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
uitsloven
Vertaal Matrix voor uitsloven:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
leaning over backwards | uitsloven | |
putting oneself out | uitsloven | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
go out of one's way | uitsloven | afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zich uitsloven; zwoegen |
lean over backwards | uitsloven | |
put oneself out | uitsloven | afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen |
work oneself to the bone | uitsloven | afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen |
work to death | uitsloven | afbreken; ruineren; slopen; vernielen; vernietigen; verwoesten |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
put oneself out | uitgesloofd |