Overzicht
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
- uitgeleefd:
- uitleven:
-
Wiktionary:
- uitgeleefd → deciduous, decayed, decrepit, dilapidated, void, lapsed, rickety, ramshackle, seedy, old, venerable, aged
- uitleven → let oneself go
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitgeleefd (Nederlands) in het Engels
uitgeleefd:
-
uitgeleefd
worn out; worn; worn with age-
worn out bijvoeglijk naamwoord
-
worn bijvoeglijk naamwoord
-
worn with age bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor uitgeleefd:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
worn | uitgeleefd | afgedragen; afgeleefd; afgetrapt; doorgesleten; oud; uitgesleten; versleten; vervallen |
worn out | uitgeleefd | afgedragen; afgeleefd; afgemat; afgesloofd; afgetrapt; bekaf; dodelijk vermoeid; doodmoe; doodop; hondsmoe; op; oud; versleten; vervallen |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
worn with age | uitgeleefd | afgedragen; afgeleefd; afgetrapt; oud; versleten; vervallen |
Wiktionary: uitgeleefd
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitgeleefd | → deciduous; decayed; decrepit; dilapidated; void; lapsed; rickety; ramshackle; seedy | ↔ caduc — (botanique) Se dit d’un organe, notamment les feuilles, se détachant et tombant chaque année. |
• uitgeleefd | → old; venerable; aged; decayed; decrepit; dilapidated; lapsed; rickety; ramshackle; seedy; void | ↔ vieux — D’un certain âge (relatif à un autre). |
uitgeleefd vorm van uitleven:
-
uitleven (uit de band springen)
Conjugations for uitleven:
o.t.t.
- leef uit
- leeft uit
- leeft uit
- leven uit
- leven uit
- leven uit
o.v.t.
- leefde uit
- leefde uit
- leefde uit
- leefden uit
- leefden uit
- leefden uit
v.t.t.
- heb uitgeleefd
- hebt uitgeleefd
- heeft uitgeleefd
- hebben uitgeleefd
- hebben uitgeleefd
- hebben uitgeleefd
v.v.t.
- had uitgeleefd
- had uitgeleefd
- had uitgeleefd
- hadden uitgeleefd
- hadden uitgeleefd
- hadden uitgeleefd
o.t.t.t.
- zal uitleven
- zult uitleven
- zal uitleven
- zullen uitleven
- zullen uitleven
- zullen uitleven
o.v.t.t.
- zou uitleven
- zou uitleven
- zou uitleven
- zouden uitleven
- zouden uitleven
- zouden uitleven
en verder
- ben uitgeleefd
- bent uitgeleefd
- is uitgeleefd
- zijn uitgeleefd
- zijn uitgeleefd
- zijn uitgeleefd
diversen
- leef uit!
- leeft uit!
- uitgeleefd
- uitlevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor uitleven:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
go on a razzle | uit de band springen; uitleven | |
go on a spree | uit de band springen; uitleven | |
let one's hair down | uit de band springen; uitleven | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
let one's hair down | uit de band gesprongen |
Antoniemen van "uitleven":
Verwante definities voor "uitleven":
Wiktionary: uitleven
uitleven
verb
-
een verlangen tot verzadiging kunnen botvieren
- uitleven → let oneself go