Nederlands
Uitgebreide vertaling voor tweetal (Nederlands) in het Engels
tweetal:
-
het tweetal (twee stuks; paar; koppel)
-
het tweetal (twee personen)
Vertaal Matrix voor tweetal:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
pair | koppel; paar; twee personen; twee stuks; tweetal | koppel; levenspaar; paar; stel; stelletje |
tandem | koppel; paar; twee stuks; tweetal | duel; kamp; tandem; tweegevecht; tweekamp |
two | koppel; paar; twee personen; twee stuks; tweetal | |
two people | twee personen; tweetal | |
twosome | koppel; paar; twee stuks; tweetal | duel; kamp; tweegevecht; tweekamp |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
pair | koppelen | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
two | getweeën; met zijn tweeën | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
two | twee |