Nederlands

Uitgebreide vertaling voor troepen (Nederlands) in het Engels

troepen:

troepen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de troepen (compagnies)
    the troops
    • troops [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de troepen (gevechtstroepen)
    the combat troops

Vertaal Matrix voor troepen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
combat troops gevechtstroepen; troepen
troops compagnies; troepen pelotons

Verwante woorden van "troepen":


Wiktionary: troepen

troepen
en-plural noun
  1. the military forces of a nation
plural
  1. military personnel in uniform

troepen vorm van troep:

troep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de troep (schare; kudde; massa; )
    the flock; the herd; the common herd; the mob; the horde; the drove; the crowd; the multitude
    • flock [the ~] zelfstandig naamwoord
    • herd [the ~] zelfstandig naamwoord
    • common herd [the ~] zelfstandig naamwoord
    • mob [the ~] zelfstandig naamwoord
    • horde [the ~] zelfstandig naamwoord
    • drove [the ~] zelfstandig naamwoord
    • crowd [the ~] zelfstandig naamwoord
    • multitude [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de troep (rotzooi; bocht; smerig spul)
    the rubbish; the caboodle; the trash; the mess; the mayhem
    • rubbish [the ~] zelfstandig naamwoord
    • caboodle [the ~] zelfstandig naamwoord
    • trash [the ~] zelfstandig naamwoord
    • mess [the ~] zelfstandig naamwoord
    • mayhem [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. de troep (samenscholing; accumulatie; groep; bende; hoop)
    the crowd; the accumulation; the bunch; the assembling; the set; the gathering; the gang; the collection; the clutter; the party
    • crowd [the ~] zelfstandig naamwoord
    • accumulation [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bunch [the ~] zelfstandig naamwoord
    • assembling [the ~] zelfstandig naamwoord
    • set [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gathering [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gang [the ~] zelfstandig naamwoord
    • collection [the ~] zelfstandig naamwoord
    • clutter [the ~] zelfstandig naamwoord
    • party [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. de troep (meute; horde)
    the horde; the crowd; the gang
    • horde [the ~] zelfstandig naamwoord
    • crowd [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gang [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. de troep (puinhoop; rotzooi; zooi; )
    the mess; the debris; the chaos
    • mess [the ~] zelfstandig naamwoord
    • debris [the ~] zelfstandig naamwoord
    • chaos [the ~] zelfstandig naamwoord
  6. de troep (mensenmassa; menigte; massa; drom)
    the crowd; the group
    • crowd [the ~] zelfstandig naamwoord
    • group [the ~] zelfstandig naamwoord
  7. de troep (warhoop; knoeiboel; rommel; )
    the mess; the confused heap; the jumble; the heap; the bungle; the muddle; the bungling
    • mess [the ~] zelfstandig naamwoord
    • confused heap [the ~] zelfstandig naamwoord
    • jumble [the ~] zelfstandig naamwoord
    • heap [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bungle [the ~] zelfstandig naamwoord
    • muddle [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bungling [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor troep:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accumulation accumulatie; bende; groep; hoop; samenscholing; troep accumulatie; bende; berg; cumuleren; hoop; massa; opeenhopen; opeenhoping; opeenstapeling; ophopen; ophoping; opstapelen; samenvoeging; selectie; sortering; stapel; stapelen; stel; verzameling
assembling accumulatie; bende; groep; hoop; samenscholing; troep filmmontage; montage
bunch accumulatie; bende; groep; hoop; samenscholing; troep bende; bepaalde hoeveelheid; berg; bosje; bundel; drom; hoop; horde; kluit; massa; menigte; partij; schare; schoof
bungle knoeiboel; rommel; troep; warboel; warhoop; warwinkel; zootje broddelwerk; kladwerk; knoeiwerk; knutselwerk; prutswerk
bungling knoeiboel; rommel; troep; warboel; warhoop; warwinkel; zootje broddelwerk; gebroddel; gehannes; gehaspel; geklungel; geknoei; gemier; gemodder; gemors; gestuntel; gezeur; kladwerk; knoeiwerk; knutselwerk; prutswerk
caboodle bocht; rotzooi; smerig spul; troep beestenboel; mikmak; smeerboel; soepzootje
chaos bende; puinhoop; puinzooi; rommel; rotzooi; troep; zooi; zootje beestenboel; chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; soepzootje; wanorde; wanordelijkheid; wirwar; zooitje; zootje
clutter accumulatie; bende; groep; hoop; samenscholing; troep accumulatie; bende; drom; hoop; horde; massa; menigte; opeenhoping; ophoping; schare; selectie; sortering; stel; verzameling
collection accumulatie; bende; groep; hoop; samenscholing; troep accumulatie; collecte; collectie; incassering; incasso; innen; inning; invordering; inzameling; massa; opeenhoping; ophoping; selectie; sortering; stel; verzameling; vordering
common herd drom; horde; kudde; massa; schaar; schare; troep
confused heap knoeiboel; rommel; troep; warboel; warhoop; warwinkel; zootje
crowd accumulatie; bende; drom; groep; hoop; horde; kudde; massa; menigte; mensenmassa; meute; samenscholing; schaar; schare; troep bende; berg; drom; drukte; groep mensen; grote menigte; hoop; horde; kluit; massa; menigte; oploopje; samenkomst; schare; toeloop; veel mensen; volksmenigte
debris bende; puinhoop; puinzooi; rommel; rotzooi; troep; zooi; zootje
drove drom; horde; kudde; massa; schaar; schare; troep
flock drom; horde; kudde; massa; schaar; schare; troep gemeente
gang accumulatie; bende; groep; hoop; horde; meute; samenscholing; troep bende; drom; groep jongeren; hoop; horde; legers; manschappen; massa; menigte; partij; ploeg; schare; team
gathering accumulatie; bende; groep; hoop; samenscholing; troep accumulatie; beraadslaging; bijeenkomst; bijeenroeping; collecte; conferentie; inwinnen; inzameling; manifestatie; massa; opeenhoping; ophoping; oploopje; overleg; samenkomst; samenzijn; selectie; sortering; stel; toeloop; vergadering; verzameling; zitting
group drom; massa; menigte; mensenmassa; troep aantal personen bijeen; categorie; classificatie; distributiegroep; distributielijst; gezelschap; groep; groep contactpersonen; groep mensen; klasse; oploopje; partij; ploeg; samenkomst; team; toeloop
heap knoeiboel; rommel; troep; warboel; warhoop; warwinkel; zootje aardig wat; accumulatie; bende; berg; drom; grote hoeveelheid; heap; hoop; horde; kluit; massa; menigte; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; opstapeling; overvloed; schare; stapel
herd drom; horde; kudde; massa; schaar; schare; troep bende; drom; hoop; horde; massa; menigte; schare
horde drom; horde; kudde; massa; meute; schaar; schare; troep
jumble knoeiboel; rommel; troep; warboel; warhoop; warwinkel; zootje afdankertjes; allegaartje; mengelmoes; potpourri; samenraapsel
mayhem bocht; rotzooi; smerig spul; troep soepzootje
mess bende; bocht; knoeiboel; puinhoop; puinzooi; rommel; rotzooi; smerig spul; troep; warboel; warhoop; warwinkel; zooi; zootje bedrog; bende; berg; chaos; geklieder; heisa; heksenketel; hoop; keet; kliederboel; kliederen; knoeierij; nep; opeenhoping; oplichterij; puinhoop; regelloosheid; rompslomp; smeerboel; soepzootje; toestand; veel gedoe; wanorde; wanordelijkheid; zootje; zwendelarij
mob drom; horde; kudde; massa; schaar; schare; troep gepeupel; grauw; plebs; rapaille; volksmenigte
muddle knoeiboel; rommel; troep; warboel; warhoop; warwinkel; zootje bende; berg; chaos; heksenketel; hoop; keet; opeenhoping; puinhoop; regelloosheid; soepzootje; wanorde; wanordelijkheid; wirwar; zootje
multitude drom; horde; kudde; massa; schaar; schare; troep berg; grote hoeveelheid; hoop; massa; overvloed; overvloedigheid; rijkelijkheid; volksmenigte
party accumulatie; bende; groep; hoop; samenscholing; troep aantal personen bijeen; bende; ceremonie; drom; factie; feest; feestelijkheid; feestje; festijn; festiviteit; fuif; gezelschap; groep; hoop; horde; massa; menigte; partij; partijtje; party; ploeg; politieke partij; schare; team; viering
rubbish bocht; rotzooi; smerig spul; troep achterlijkheid; afval; bocht; drek; gebazel; geklets; geleuter; gelul; gewauwel; gezwam; gezwets; grofvuil; huisafval; huisvuil; humbug; idioterie; klets; kletspraat; krankzinnigheid; kul; larie; leuterpraat; nonsens; onzin; quatsch; rommel; rotzooi; slechte drank; voddengoed; vuilnis; vullis; waanzin; zotteklap
set accumulatie; bende; groep; hoop; samenscholing; troep benoemde set; bepaalde hoeveelheid; concours; groep van twee of meer; kliek; koppel; manche; onderonsje; partij; pot; set; span; stel; strijd; wedstrijd
trash bocht; rotzooi; smerig spul; troep afval; bocht; clichékunst; drek; grofvuil; huisafval; huisvuil; junk; kitsch; prullaria; rommel; slechte drank; uitvaagsel; voddengoed; vuilnis; vullis
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bungle aanklooien; broddelen; haspelen; klooien; klungelen; klunzen; knoeien; prutsen; rotzooien; stuntelen; tot een warboel maken; verprutsen; verwarren
collection collecteren; geld inzamelen
group arrangeren; classificeren; groep; groeperen; indelen; ordenen; rangeren; rangschikken; schiften; sorteren; systematiseren; uitzoeken
heap bestormen; overstelpen
herd beschermen; beschutten; hoeden; in bescherming nemen; verdedigen
horde bijeenzamelen; opeenhopen; oppotten; sparen; vergaren; verzamelen
mess aanklooien; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; kladden; klooien; knoeien; morsen; rotzooien; verdoen; verspillen; vlekken
muddle aanmodderen; modderen; prutsen; rommelen
party celebreren; feesten; feestvieren; vieren
set deponeren; gelijkzetten; initiëren; inklinken; leggen; neerleggen; neerzetten; onder water gaan; ondergaan; op gang brengen; plaatsen; situeren; stationeren; stijf worden; stremmen; synchroniseren; zetten; zich afspelen; zinken
trash 'n aframmeling geven; aframmelen; afrossen; in elkaar rammen; in elkaar timmeren
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bungling klungelig; stumperig
set star; strak; strakgespannen; verstard
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
multitude van alles
rubbish iets dat waardeloos is; snert

Verwante woorden van "troep":


Synoniemen voor "troep":


Verwante definities voor "troep":

  1. rommelige, vieze boel1
    • ruim je troep toch eens op!1
  2. groep mensen of dieren die bij elkaar horen1
    • de troepen van generaal Eisenhower trokken Europa binnen1

Wiktionary: troep

troep
noun
  1. large number of items
  2. multitude of people arrayed as an army
  3. -
  4. group that aims to attack, control, or constrain
  5. dirt, filth or refuse
  6. company of lions
en-plural noun
  1. the military forces of a nation

Cross Translation:
FromToVia
troep mess; junk; pell-mell fatrasamas confus de plusieurs choses.
troep mess; junk fouillisentassement de choses disparates réunir pêle-mêle.
troep mass; lot; lump; crowd; heap; multitude; pile; accumulation; body; swarm; ground masseamas de plusieurs parties qui faire corps ensemble.
troep mess; junk ramassisassemblage de choses, de personnes de peu de valeur.

Verwante vertalingen van troepen