Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor trillen (Nederlands) in het Engels
trillen:
Conjugations for trillen:
o.t.t.
- tril
- trilt
- trilt
- trillen
- trillen
- trillen
o.v.t.
- trilde
- trilde
- trilde
- trilden
- trilden
- trilden
v.t.t.
- heb getrild
- hebt getrild
- heeft getrild
- hebben getrild
- hebben getrild
- hebben getrild
v.v.t.
- had getrild
- had getrild
- had getrild
- hadden getrild
- hadden getrild
- hadden getrild
o.t.t.t.
- zal trillen
- zult trillen
- zal trillen
- zullen trillen
- zullen trillen
- zullen trillen
o.v.t.t.
- zou trillen
- zou trillen
- zou trillen
- zouden trillen
- zouden trillen
- zouden trillen
en verder
- ben getrild
- bent getrild
- is getrild
- zijn getrild
- zijn getrild
- zijn getrild
diversen
- tril!
- trilt!
- getrild
- trillend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor trillen:
Synoniemen voor "trillen":
Verwante definities voor "trillen":
Wiktionary: trillen
trillen
Cross Translation:
verb
trillen
-
snel heen een weer bewegen
- trillen → vibrate
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• trillen | → tremble | ↔ beben — sich durch äußere, physikalische Einwirkung erschüttern, heftig zittern, vibrieren |
• trillen | → tremble | ↔ zittern — kleine, unkontrollierte, wiederholte Hin- und Herbewegungen ausführen |
• trillen | → quiver; shiver; waver; wince | ↔ frissonner — Avoir le frisson, un tremblement causé par le froid ou la fièvre. |
• trillen | → tremble; quiver; shiver; waver; wince | ↔ frémir — Faire entendre une succession de petits bruits |
• trillen | → quiver; shiver; tremble; quake; wave; rattle | ↔ trembler — Être agité de petites et fréquentes secousses. (Sens général) |
• trillen | → vibrate | ↔ vibrer — Faire des vibrations |