Nederlands
Uitgebreide vertaling voor toetredend (Nederlands) in het Engels
toetredend:
-
toetredend
Vertaal Matrix voor toetredend:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
joining | aanzetsel; aanzetstuk; aanzetting; verbinden | |
linking | aaneenkoppeling; aaneensluiting; aansluiting; affaire; avontuurtje; connectie; contact; koppelen; koppeling; liaison; relatie; schakeling; slippertje; verbinden; verbinding; verhouding | |
sticking | aanlijmen; geprik; gesteek; kleven; lijmen; plakken; vastkleven; vastlijmen | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
sticking | toetredend | |
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
linking | koppelen | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
joining | toetredend | verbindend |
linking | toetredend |
toetreden:
-
toetreden (aantreden)
Conjugations for toetreden:
o.t.t.
- treed toe
- treedt toe
- treedt toe
- treden toe
- treden toe
- treden toe
o.v.t.
- trad toe
- trad toe
- trad toe
- traden toe
- traden toe
- traden toe
v.t.t.
- heb toegetreden
- hebt toegetreden
- heeft toegetreden
- hebben toegetreden
- hebben toegetreden
- hebben toegetreden
v.v.t.
- had toegetreden
- had toegetreden
- had toegetreden
- hadden toegetreden
- hadden toegetreden
- hadden toegetreden
o.t.t.t.
- zal toetreden
- zult toetreden
- zal toetreden
- zullen toetreden
- zullen toetreden
- zullen toetreden
o.v.t.t.
- zou toetreden
- zou toetreden
- zou toetreden
- zouden toetreden
- zouden toetreden
- zouden toetreden
en verder
- ben toegetreden
- bent toegetreden
- is toegetreden
- zijn toegetreden
- zijn toegetreden
- zijn toegetreden
diversen
- treed toe!
- treedt toe!
- toegetreden
- toetredend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor toetreden:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
enter | aantreden; toetreden | aangaan; aanknopen; aanmelden; betreden; binnen gaan; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenmarcheren; binnenstappen; binnentreden; binnentrekken; ingaan; inklaren; inschrijven; insturen; intekenen; invallen; invoeren; inzenden; klaren; naar binnen vallen; opgeven; penetreren; subscriberen |
fall in | aantreden; toetreden | erin vallen; invallen; naar binnen vallen |
line up | aantreden; toetreden | richten; uitbalanceren; uitlijnen |
step off | aantreden; toetreden |
Wiktionary: toetreden
toetreden
Cross Translation:
verb
-
to become a member of
-
to join a group
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• toetreden | → begin; commence; start; collide with; crash into; bring up; broach; land; address; accost; hitch on; hook on; attach; approach; deal with; tackle; berth | ↔ aborder — intransitif|fr marine|fr arriver au bord, prendre terre. |
Computer vertaling door derden: