Toeschouwer in het Engels vertaald uit het Nederlands

Overzicht

Nederlands naar Engels: Meer gegevens...

toeschouwer:
- witness; spectator; bystander; observer; onlooker; watcher; looker-on; viewer
Wiktionary:
- toeschouwer → spectator, viewer, onlooker
- toeschouwer → spectator, viewer, bystander, onlooker

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor toeschouwer (Nederlands) in het Engels

de toeschouwer (omstander; getuige)
the witness; the spectator; the bystander
- witness [the ~] zelfstandig naamwoord
- spectator [the ~] zelfstandig naamwoord
- bystander [the ~] zelfstandig naamwoord
de toeschouwer (toekijker)
the observer; the onlooker; the watcher; the looker-on; the spectator; the viewer
- observer [the ~] zelfstandig naamwoord
- onlooker [the ~] zelfstandig naamwoord
- watcher [the ~] zelfstandig naamwoord
- looker-on [the ~] zelfstandig naamwoord
- spectator [the ~] zelfstandig naamwoord
- viewer [the ~] zelfstandig naamwoord
de toeschouwer (deel van publiek)
the spectator; the onlooker
- spectator [the ~] zelfstandig naamwoord
- onlooker [the ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bystander	getuige; omstander; toeschouwer	assistent; helper; hulp; secondant
looker-on	toekijker; toeschouwer
observer	toekijker; toeschouwer	observator; toehoorder; waarnemer
onlooker	deel van publiek; toekijker; toeschouwer	observator; waarnemer
spectator	deel van publiek; getuige; omstander; toekijker; toeschouwer
viewer	toekijker; toeschouwer	kijker; televisiekijker
watcher	toekijker; toeschouwer	waker; wakker persoon
witness	getuige; omstander; toeschouwer	getuige; getuige voor de rechtbank; kroongetuige
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
witness		aanwezig zijn; bekijken; bijwonen; gadeslaan; getuigen van; gewaarworden; horen; laten blijken; laten zien; meemaken; merken; observeren; opdagen; opduiken; opkomen; signaleren; verschijnen; voelen; waarnemen; zien

wie naar iets kijkt of het ziet gebeuren¹
- de toeschouwers applaudisseerden voor de clown¹

toeschouwer

noun

toeschouwer

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• toeschouwer	→ spectator; viewer; bystander; onlooker	↔ spectateur — Qui est témoin oculaire (sens général)