Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. toejuichen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor toejuich (Nederlands) in het Engels

toejuichen:

toejuichen werkwoord (juich toe, juicht toe, juichte toe, juichten toe, toegejuicht)

  1. toejuichen (bejubelen)
    to applaud; to acclaim; to cheer; hurray
    • applaud werkwoord (applauds, applauded, applauding)
    • acclaim werkwoord (acclaims, acclaimed, acclaiming)
    • cheer werkwoord (cheers, cheered, cheering)
    • hurray werkwoord
  2. toejuichen (aanvuren; aanmoedigen; bezielen)
    to encourage; to incite; to cheer on; to inspire; to fire; to strike into
    • encourage werkwoord (encourages, encouraged, encouraging)
    • incite werkwoord (incites, incited, inciting)
    • cheer on werkwoord (cheers on, cheered on, cheering on)
    • inspire werkwoord (inspires, inspired, inspiring)
    • fire werkwoord (fires, fired, firing)
    • strike into werkwoord (strikes into, struck into, striking into)

Conjugations for toejuichen:

o.t.t.
  1. juich toe
  2. juicht toe
  3. juicht toe
  4. juichen toe
  5. juichen toe
  6. juichen toe
o.v.t.
  1. juichte toe
  2. juichte toe
  3. juichte toe
  4. juichten toe
  5. juichten toe
  6. juichten toe
v.t.t.
  1. heb toegejuicht
  2. hebt toegejuicht
  3. heeft toegejuicht
  4. hebben toegejuicht
  5. hebben toegejuicht
  6. hebben toegejuicht
v.v.t.
  1. had toegejuicht
  2. had toegejuicht
  3. had toegejuicht
  4. hadden toegejuicht
  5. hadden toegejuicht
  6. hadden toegejuicht
o.t.t.t.
  1. zal toejuichen
  2. zult toejuichen
  3. zal toejuichen
  4. zullen toejuichen
  5. zullen toejuichen
  6. zullen toejuichen
o.v.t.t.
  1. zou toejuichen
  2. zou toejuichen
  3. zou toejuichen
  4. zouden toejuichen
  5. zouden toejuichen
  6. zouden toejuichen
en verder
  1. ben toegejuicht
  2. bent toegejuicht
  3. is toegejuicht
  4. zijn toegejuicht
  5. zijn toegejuicht
  6. zijn toegejuicht
diversen
  1. juich toe!
  2. juicht toe!
  3. toegejuicht
  4. toejuigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

toejuichen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. toejuichen (aanvuren; aanmoedigen; stimuleren)
    the support; the encouragement; the motivation; the stimulation

Vertaal Matrix voor toejuichen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acclaim applaudiseren; applaus; bijval; handgeklap; instemming; klappen; open doekje; ovatie; toejuiching
cheer applaudiseren; applaus; bemoediging; handgeklap; jubelkreet; klappen; open doekje; ovatie; stimulering; toejuiching; vreugdegeschreeuw; vreugdekreet; vreugdeschreeuw
encouragement aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen aanmoediging; aansporen; aansporing; bemoediging; opmontering; opwekking; steun; stimulans; stimulering; vertroosting
fire brand; fik; gloed; haardvuur; hartstocht; hartstochtelijkheid; kachel; kacheltje; kleine kachel; overgave; passie; schieten; verwarming; vuren; vurigheid; vuur
motivation aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen basis; basislijn; beginsel; fundament; fundering; grondgedachte; grondlijn; grondslag; grondstelling; principe; uitgangspunt; uitgangsvorm; veronderstelling; vertrekpunt
stimulation aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen aanmoedigen; aanmoediging; aansporen; aansporing; aanzetten; animering; instigatie; opwekking; prikkel; steun; stimulans; stimulatie; stimuleren; stimulering
support aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen aanhangen; aanmoediging; aansporen; aansporing; assistentie; bijstand; dienst; dienstbetoon; driepoot; gunst; houvast; hulpbetoon; kost; medewerking; onderbouwing; onderhoud; onderhoudsgeld; onderstel; ondersteuning; opwekking; poot; rugsteun; schoorbalk; schraagpijler; schuinse steunbalk; sokkel; staander; steun; steunbalk; stimulans; stut; stutbalk; support; voedsel; voet; voetstuk; zuilvoet
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acclaim bejubelen; toejuichen
applaud bejubelen; toejuichen applaudisseren; klappen
cheer bejubelen; toejuichen blij maken; in verrukking brengen; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken
cheer on aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen
encourage aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; activeren; animeren; bemoedigen; bezielen; iemand motiveren; motiveren; opjutten; oppeppen; opwekken; porren; prikkelen; stimuleren; toemoedigen
fire aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen aan de dijk zetten; afbranden; afdanken; afschieten; afvloeien; afvuren; congé geven; eruit gooien; leegbranden; ontheffen; ontslaan; platbranden; schieten; schoten lossen; uitbranden; uitsturen; van zijn positie verdrijven; verzenden; vuren; wegsturen; wegzenden
hurray bejubelen; toejuichen
incite aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; iemand motiveren; iemand opstoken; iets aanstoken; opfokken; ophitsen; opjutten; opruien; opstoken; opzetten; poken; prikkelen; stimuleren
inspire aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen aanmoedigen; bezielen; een inspirerende werking hebben; iemand motiveren; inboezemen; ingeven; inspireren; prikkelen; stimuleren
strike into aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen inboezemen; ingeven; inspireren
support aanmoedigen; activeren; behouden; bekrachtigen; bevestigen; bezegelen; bezielen; bijspringen; bijvallen; dragen; financieel steunen; financieren; goedkeuren; homologeren; in stand houden; instemmen; meehelpen; met palen stutten; onderhouden; ondersteunen; oppeppen; opwekken; rugsteunen; schoren; schragen; steunen; stimuleren; stutten; van mening zijn; voorstaan
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
hurray hoera; hoezee

Wiktionary: toejuichen

toejuichen
verb
  1. met gejuich begroeten
toejuichen
verb
  1. to applaud

Cross Translation:
FromToVia
toejuichen acclaim; applaud; hail acclamersaluer par des acclamations.
toejuichen applaud; acclaim; clap applaudirbattre des mains en signe d’approbation.