Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. tieren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor tieren (Nederlands) in het Engels

tieren:

tieren werkwoord (tier, tiert, tierde, tierden, getierd)

  1. tieren (gedijen; wassen)
    to prosper; to thrive; to grow
    • prosper werkwoord (prospers, prospered, prospering)
    • thrive werkwoord (thrives, thrived, thriving)
    • grow werkwoord (grows, grew, growing)
  2. tieren (fulmineren; razen; tekeergaan; te keer gaan)
    to rage; to storm; to rave; to rant; to scream; to thunder; to bawl; be furious; to yell
    • rage werkwoord (rages, raging)
    • storm werkwoord (storms, stormed, storming)
    • rave werkwoord (raves, raved, raving)
    • rant werkwoord (rants, ranted, ranting)
    • scream werkwoord (screams, screamed, screaming)
    • thunder werkwoord (thunders, thundered, thundering)
    • bawl werkwoord (bawls, bawled, bawling)
    • be furious werkwoord
    • yell werkwoord (yells, yelled, yelling)
  3. tieren (tekeergaan; razen; fulmineren)
    to rage; to rant; to scream; to yell; to bawl; to let someone have it; rant & rage
    • rage werkwoord (rages, raging)
    • rant werkwoord (rants, ranted, ranting)
    • scream werkwoord (screams, screamed, screaming)
    • yell werkwoord (yells, yelled, yelling)
    • bawl werkwoord (bawls, bawled, bawling)
    • let someone have it werkwoord (lets someone have it, let someone have it, letting someone have it)
    • rant & rage werkwoord

Conjugations for tieren:

o.t.t.
  1. tier
  2. tiert
  3. tiert
  4. tieren
  5. tieren
  6. tieren
o.v.t.
  1. tierde
  2. tierde
  3. tierde
  4. tierden
  5. tierden
  6. tierden
v.t.t.
  1. heb getierd
  2. hebt getierd
  3. heeft getierd
  4. hebben getierd
  5. hebben getierd
  6. hebben getierd
v.v.t.
  1. had getierd
  2. had getierd
  3. had getierd
  4. hadden getierd
  5. hadden getierd
  6. hadden getierd
o.t.t.t.
  1. zal tieren
  2. zult tieren
  3. zal tieren
  4. zullen tieren
  5. zullen tieren
  6. zullen tieren
o.v.t.t.
  1. zou tieren
  2. zou tieren
  3. zou tieren
  4. zouden tieren
  5. zouden tieren
  6. zouden tieren
en verder
  1. ben getierd
  2. bent getierd
  3. is getierd
  4. zijn getierd
  5. zijn getierd
  6. zijn getierd
diversen
  1. tier!
  2. tiert!
  3. getierd
  4. tierend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor tieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
grow bloesem
rage dolheid; furie; giftigheid; kwaadheid; manie; pathologische opgewondenheid; rage; razernij; toorn; verbolgenheid; woede
scream blunder; domheid; flater; gil; giller; kreet; misgreep; roep; schreeuw; uitroep
storm hevige wind; hondenweer; noodweer; stormwind; wind
thunder donder; donderslagen; gedonder
yell gil; kreet; leus; roep; schreeuw; strijdkreet; uitroep; yell
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bawl fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren blaffen; brullen; bulderen; daveren; foeteren; fulmineren; schreeuwen; uitvaren tegen; vuilbekken
be furious fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren kwaad zijn; schuimbekken; woedend zijn
grow gedijen; tieren; wassen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groot worden; groter worden; hoger worden; omhoog komen; omhoog rijzen; omhooggaan; omhoogkomen; omhoogstijgen; opgroeien; opstijgen; opvliegen; opzetten; rijzen; stijgen; toenemen; uitdijen; uitzwellen; vermeerderen; volgroeien; volwassen worden
let someone have it fulmineren; razen; tekeergaan; tieren fulmineren; uitvaren tegen; vuilbekken
prosper gedijen; tieren; wassen bloeien; floreren; goed lopen; ontplooien; opbloeien; opfleuren; tot bloei komen; tot hoogconjunctuur komen; tot volle wasdom komen
rage fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren blaffen; brullen; bulderen; daveren; donderen; fulmineren; ketteren; razen; schreeuwen; tekeergaan; uit de slof schieten; uitvaren; vuilbekken; woeden
rant fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren blaffen; brullen; bulderen; daveren; fulmineren; luidkeels iets verkondigen; schetteren; schreeuwen; tetteren; vuilbekken
rant & rage fulmineren; razen; tekeergaan; tieren
rave fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren donderen; dwepen; ijlen; kletsen; onzin uitkramen; onzin verkopen; raaskallen; tekeergaan; uit de slof schieten; uitvaren; wartaal spreken
scream fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren blaffen; brullen; bulderen; daveren; gillen; het uitgillen; krijsen; schreeuwen; uitgillen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen
storm fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren aanvallen; attaqueren; belegeren; bestormen; donderen; haasten; jachten; ketteren; overvallen; razen; spoeden; stormlopen; tekeergaan; tot spoed aanzetten; uit de slof schieten; uitvaren; woeden
thrive gedijen; tieren; wassen bloeien; tot hoogconjunctuur komen
thunder fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren daveren; denderen; donderen; dreunen; flitsen; lichten; onweren; oplichten; razen; tekeergaan; uit de slof schieten; uitvaren; woeden
yell fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren blaffen; brullen; bulderen; daveren; fulmineren; gillen; het uitgillen; janken; krijsen; schreeuwen; uitgillen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen; uitvaren tegen; vuilbekken

Wiktionary: tieren

tieren
verb
  1. To complain loudly, to give voice to one's censure or criticism (term) (formerly also with (term), (term), (term))

Cross Translation:
FromToVia
tieren prosper; flourish; thrive prospérer — Être heureux, avoir la fortune favorable.