Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. tetteren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor tetter (Nederlands) in het Engels

tetteren:

tetteren werkwoord (tetter, tettert, tetterde, tetterden, getetterd)

  1. tetteren (luidkeels iets verkondigen; schetteren)
    to blare; to clatter; to rant
    • blare werkwoord (blares, blared, blaring)
    • clatter werkwoord (clatters, clattered, clattering)
    • rant werkwoord (rants, ranted, ranting)

Conjugations for tetteren:

o.t.t.
  1. tetter
  2. tettert
  3. tettert
  4. tetteren
  5. tetteren
  6. tetteren
o.v.t.
  1. tetterde
  2. tetterde
  3. tetterde
  4. tetterden
  5. tetterden
  6. tetterden
v.t.t.
  1. heb getetterd
  2. hebt getetterd
  3. heeft getetterd
  4. hebben getetterd
  5. hebben getetterd
  6. hebben getetterd
v.v.t.
  1. had getetterd
  2. had getetterd
  3. had getetterd
  4. hadden getetterd
  5. hadden getetterd
  6. hadden getetterd
o.t.t.t.
  1. zal tetteren
  2. zult tetteren
  3. zal tetteren
  4. zullen tetteren
  5. zullen tetteren
  6. zullen tetteren
o.v.t.t.
  1. zou tetteren
  2. zou tetteren
  3. zou tetteren
  4. zouden tetteren
  5. zouden tetteren
  6. zouden tetteren
en verder
  1. ben getetterd
  2. bent getetterd
  3. is getetterd
  4. zijn getetterd
  5. zijn getetterd
  6. zijn getetterd
diversen
  1. tetter!
  2. tettert!
  3. getetterd
  4. tetterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor tetteren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blare geschetter; trompetgeschal
clatter gekletter; gerammel; klepper
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blare luidkeels iets verkondigen; schetteren; tetteren
clatter luidkeels iets verkondigen; schetteren; tetteren klakken; kleppen; klossen; lopen met geluid; stommelen
rant luidkeels iets verkondigen; schetteren; tetteren blaffen; brullen; bulderen; daveren; fulmineren; razen; schreeuwen; te keer gaan; tekeergaan; tieren; vuilbekken