Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. terugreis:
  2. terugreizen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor terugreis (Nederlands) in het Engels

terugreis:

terugreis [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de terugreis (retour; terugkeer)
    the return; the homecoming
  2. de terugreis (thuisreis; terugkeer)
    the homeward journey

Vertaal Matrix voor terugreis:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
homecoming retour; terugkeer; terugreis terugkomst; thuiskomst
homeward journey terugkeer; terugreis; thuisreis
return retour; terugkeer; terugreis baat; contraprestatie; gewin; oogst; opbrengst; product; profijt; rendement; rentabiliteit; return; tegendienst; tegenprestatie; teruggave; terugkomst; terugwedstrijd; thuiskomst; uitkomst; voortbrengsel; wederdienst; weergave; winst
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
return dateren; keren; omkeren; retourneren; terugbezorgen; terugbrengen; teruggaan; teruggeven; teruggooien; teruggrijpen; terugkeren; terugkomen; terugsturen; terugwerpen; terugzenden; wederkeren; weerkeren
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
return achteruit; achterwaarts; naar achter; naar achteren; rugwaarts; terug

Verwante woorden van "terugreis":


Wiktionary: terugreis


Cross Translation:
FromToVia
terugreis return retourtour en sens contraire. — note Dans cette acception, il ne s’emploie guère qu’au pluriel et avec le mot tours.

terugreizen:

terugreizen werkwoord (reis terug, reist terug, reiste terug, reisten terug, teruggereist)

  1. terugreizen (terugrijden)
    to drive back; to ride back
    • drive back werkwoord (drives back, drove back, driving back)
    • ride back werkwoord (rides back, rode back, riding back)

Conjugations for terugreizen:

o.t.t.
  1. reis terug
  2. reist terug
  3. reist terug
  4. reizen terug
  5. reizen terug
  6. reizen terug
o.v.t.
  1. reiste terug
  2. reiste terug
  3. reiste terug
  4. reisten terug
  5. reisten terug
  6. reisten terug
v.t.t.
  1. ben teruggereist
  2. bent teruggereist
  3. is teruggereist
  4. zijn teruggereist
  5. zijn teruggereist
  6. zijn teruggereist
v.v.t.
  1. was teruggereist
  2. was teruggereist
  3. was teruggereist
  4. waren teruggereist
  5. waren teruggereist
  6. waren teruggereist
o.t.t.t.
  1. zal terugreizen
  2. zult terugreizen
  3. zal terugreizen
  4. zullen terugreizen
  5. zullen terugreizen
  6. zullen terugreizen
o.v.t.t.
  1. zou terugreizen
  2. zou terugreizen
  3. zou terugreizen
  4. zouden terugreizen
  5. zouden terugreizen
  6. zouden terugreizen
diversen
  1. reis terug!
  2. reist terug!
  3. teruggereist
  4. terugreisend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

terugreizen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de terugreizen
    the return trips; the return journeys; the trips home

Vertaal Matrix voor terugreizen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
return journeys terugreizen
return trips terugreizen
ride back terugrit; terugtocht
trips home terugreizen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drive back terugreizen; terugrijden
ride back terugreizen; terugrijden

Verwante woorden van "terugreizen":