Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. surplus:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor surplus (Nederlands) in het Engels

surplus:

surplus [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het surplus (teveel; overschot; agio; rest; exces)
    the surplus
    • surplus [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor surplus:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
surplus agio; exces; overdaad; overmaat; overschot; rest; surplus; teveel batige saldo's; overmaat; rijkelijke maat
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
surplus batig; boventallig; overcompleet; overtollig; positief

Verwante woorden van "surplus":

  • surplussen