Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. stumpers:
  2. stumper:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor stumpers (Nederlands) in het Engels

stumpers:

stumpers [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de stumpers (stakkers)
    the poor devils

Vertaal Matrix voor stumpers:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
poor devils stakkers; stumpers

Verwante woorden van "stumpers":


stumper:

stumper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de stumper (klungel; kruk; klungelaar; stoethaspel)
    the bungler; the muddler; the sad sack
    • bungler [the ~] zelfstandig naamwoord
    • muddler [the ~] zelfstandig naamwoord
    • sad sack [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de stumper (stakker; drommel; zielenpiet)
    the wretch; the duffer; the poor thing; the bungler; the poor soul; the poor sod; the poor devil
  3. de stumper (sukkel; stakker; zielenpiet)
    the bungler; the poor thing; the poor devil; the poor wretch

Vertaal Matrix voor stumper:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bungler drommel; klungel; klungelaar; kruk; stakker; stoethaspel; stumper; sukkel; zielenpiet beunhaas; knoeier; knoeipot; koekenbakker; koekhakker; morser; prutser; roffelaar
duffer drommel; stakker; stumper; zielenpiet dom gansje; dom wicht; domme gans; domme koe; druiloor; druiloortje; hufter; idioot; kalfskop; klooi; klootzak; leeghoofdje; lomperik; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; rund; schaapskop; schapenkop; stommeling; stommerd; stommerik; sufferdje; sukkel; sul
muddler klungel; klungelaar; kruk; stoethaspel; stumper knoeier; koekenbakker; koekhakker; roffelaar
poor devil drommel; stakker; stumper; sukkel; zielenpiet
poor sod drommel; stakker; stumper; zielenpiet
poor soul drommel; stakker; stumper; zielenpiet
poor thing drommel; stakker; stumper; sukkel; zielenpiet
poor wretch stakker; stumper; sukkel; zielenpiet arme drommel; stakkerd; sukkelaar
sad sack klungel; klungelaar; kruk; stoethaspel; stumper roffelaar
wretch drommel; stakker; stumper; zielenpiet ellendeling; etter; etterbak; galbak; geitenbreier; klier; kreng; lammeling; lamzak; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekker; mispunt; nietsnut; ongelukkige; schoft; schooier; schurk; slampamper; slapkous; sloeber; smeerlap; stuk ongeluk

Verwante woorden van "stumper":

  • stumperen, stumpers, stumpertje, stumpertjes

Wiktionary: stumper

stumper
noun
  1. one who makes mistakes