Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. stilzetten:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor stilzetten (Nederlands) in het Engels

stilzetten:

stilzetten werkwoord (zet stil, zette stil, zetten stil, stilgezet)

  1. stilzetten (stoppen; afzetten; tot stilstand brengen)
    to put out; to halt; to set out; to stop; to turn off; to bring to a halt; to bring to a standstill
    • put out werkwoord (puts out, put out, putting out)
    • halt werkwoord (halts, halted, halting)
    • set out werkwoord (sets out, set out, setting out)
    • stop werkwoord (stops, stopped, stopping)
    • turn off werkwoord (turns off, turned off, turning off)
    • bring to a halt werkwoord (brings to a halt, brought to a halt, bringing to a halt)
    • bring to a standstill werkwoord (brings to a standstill, brought to a standstill, bringing to a standstill)
  2. stilzetten
    to freeze
    – In I/O operations, to prevent execution of a thread. 1
    • freeze werkwoord (freezes, froze, freezing)

Conjugations for stilzetten:

o.t.t.
  1. zet stil
  2. zet stil
  3. zet stil
  4. zetten stil
  5. zetten stil
  6. zetten stil
o.v.t.
  1. zette stil
  2. zette stil
  3. zette stil
  4. zetten stil
  5. zetten stil
  6. zetten stil
v.t.t.
  1. heb stilgezet
  2. hebt stilgezet
  3. heeft stilgezet
  4. hebben stilgezet
  5. hebben stilgezet
  6. hebben stilgezet
v.v.t.
  1. had stilgezet
  2. had stilgezet
  3. had stilgezet
  4. hadden stilgezet
  5. hadden stilgezet
  6. hadden stilgezet
o.t.t.t.
  1. zal stilzetten
  2. zult stilzetten
  3. zal stilzetten
  4. zullen stilzetten
  5. zullen stilzetten
  6. zullen stilzetten
o.v.t.t.
  1. zou stilzetten
  2. zou stilzetten
  3. zou stilzetten
  4. zouden stilzetten
  5. zouden stilzetten
  6. zouden stilzetten
en verder
  1. ben stilgezet
  2. bent stilgezet
  3. is stilgezet
  4. zijn stilgezet
  5. zijn stilgezet
  6. zijn stilgezet
diversen
  1. zet stil!
  2. zett stil!
  3. stilgezet
  4. stil zettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor stilzetten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
halt halte; halteplaats; stopplaats
stop halt; halte; halteplaats; oponthoud; stopplaats; vertraging
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bring to a halt afzetten; stilzetten; stoppen; tot stilstand brengen halt houden; ophouden; remmen; stopzetten; tegenhouden; tot staan brengen
bring to a standstill afzetten; stilzetten; stoppen; tot stilstand brengen halt houden; ophouden; remmen; stopzetten; tegenhouden; tot staan brengen
freeze stilzetten bevriezen; invriezen; laten bevriezen; tot ijs worden; vriezen
halt afzetten; stilzetten; stoppen; tot stilstand brengen halt houden; ophouden; remmen; stoppen; stopzetten; tegenhouden; tot staan brengen
put out afzetten; stilzetten; stoppen; tot stilstand brengen aanbesteden; afdoen; afhandelen; afzetten; beslechten; blussen; doven; ontstemmen; smoren; twist uit de weg ruimen; uitbesteden; uitblussen; uitdoen; uitdoven; uitmaken; uitschakelen; uitzetten
set out afzetten; stilzetten; stoppen; tot stilstand brengen afreizen; afzetten; alvast neerzetten; heengaan; klaarzetten; uitdoen; uitmaken; uitschakelen; uitzetten; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken
stop afzetten; stilzetten; stoppen; tot stilstand brengen afhouden; afremmen; beletten; beslissen; besluiten; blijven staan; blijven steken; dichten; dwarsbomen; dwarsliggen; ermee uitscheiden; ervanaf houden; gaten stoppen; halt houden; halthouden; haperen; inhouden; opgeven; ophouden; remmen; staken; stelpen; stilhouden; stillen; stilstaan; stokken; stoppen; stopzetten; tegenhouden; tegenwerken; temporiseren; tot staan brengen; uitscheiden; vastlopen; vertragen; weerhouden
turn off afzetten; stilzetten; stoppen; tot stilstand brengen afdraaien; afzetten; afzwenken; dichtdraaien; toedraaien; uitdoen; uitmaken; uitschakelen; uitzetten; zwenken
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
put out gepikeerd; geprikkeld; misnoegd; ontstemd; wrevelig

Wiktionary: stilzetten

stilzetten
verb
  1. (overgankelijk) iets geheel van zijn snelheid beroven