Overzicht
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
- stichten:
- sticht:
-
Wiktionary:
- stichten → found, establish
- stichten → ignite, kindle, establish, cause, chat, gossip, cause to take place, hold, organize, provoke, stage, give rise to, pose, result, inflict, wreak, determine, fix, set, result in, decide, persuade, move, induce, settle, talk round, bring round, erect, found, form, procure, act as agent, act as go-between, purvey, provide, deliver, supply, get
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor stichten (Nederlands) in het Engels
stichten:
Conjugations for stichten:
o.t.t.
- sticht
- sticht
- sticht
- stichten
- stichten
- stichten
o.v.t.
- stichtte
- stichtte
- stichtte
- stichtten
- stichtten
- stichtten
v.t.t.
- heb gesticht
- hebt gesticht
- heeft gesticht
- hebben gesticht
- hebben gesticht
- hebben gesticht
v.v.t.
- had gesticht
- had gesticht
- had gesticht
- hadden gesticht
- hadden gesticht
- hadden gesticht
o.t.t.t.
- zal stichten
- zult stichten
- zal stichten
- zullen stichten
- zullen stichten
- zullen stichten
o.v.t.t.
- zou stichten
- zou stichten
- zou stichten
- zouden stichten
- zouden stichten
- zouden stichten
en verder
- ben gesticht
- bent gesticht
- is gesticht
- zijn gesticht
- zijn gesticht
- zijn gesticht
diversen
- sticht!
- stichtt!
- gesticht
- stichtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor stichten:
Verwante woorden van "stichten":
Synoniemen voor "stichten":
Antoniemen van "stichten":
Verwante definities voor "stichten":
Wiktionary: stichten
stichten
Cross Translation:
verb
stichten
-
de grondslag voor iets leggen, iets instellen
- stichten → found
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• stichten | → ignite; kindle | ↔ entfachen — gehoben: ein Feuer oder einen Brand entstehen lassen |
• stichten | → establish | ↔ etablieren — (transitiv) etwas dauerhaft einrichten, ins Leben rufen |
• stichten | → cause; chat; gossip; cause to take place; hold; organize; provoke; stage; give rise to; pose; result; inflict; wreak | ↔ causer — être cause de ; occasionner, provoquer. |
• stichten | → determine; fix; set; cause; give rise to; result in; decide; persuade; move; induce; inflict; wreak; settle; talk round; bring round; pose; provoke | ↔ déterminer — fixer les limites de, délimiter précisément. |
• stichten | → erect; establish; found; form | ↔ fonder — asseoir un bâtiment, un édifice sur des fondements. |
• stichten | → procure; act as agent; act as go-between; purvey; cause; cause to take place; hold; organize; result in; provide; deliver; supply; get | ↔ procurer — faire obtenir à une personne quelque avantage par son crédit, par ses soins. |
sticht:
-
het sticht (bisdom)
Vertaal Matrix voor sticht:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
diocese | bisdom; sticht |