Nederlands
Uitgebreide vertaling voor staand (Nederlands) in het Engels
staand:
-
staand (staande richting)
the portrait; the portrait orientation– An orientation where the long dimension of a rectangular area (for example, screen or paper) is vertical. 1
Vertaal Matrix voor staand:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
portrait | staand; staande richting | afbeelden; afbeelding; beeld; konterfeitsel; portret; prent; scene; tafereel |
portrait orientation | staand; staande richting | |
standing | aanzien; achting; niveau | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
standing | overeind; rechtop; staand | stilstaand |
staand vorm van staan:
-
staan
-
staan
Conjugations for staan:
o.t.t.
- sta
- staat
- staat
- staan
- staan
- staan
o.v.t.
- stond
- stond
- stond
- stonden
- stonden
- stonden
v.t.t.
- heb gestaan
- hebt gestaan
- heeft gestaan
- hebben gestaan
- hebben gestaan
- hebben gestaan
v.v.t.
- had gestaan
- had gestaan
- had gestaan
- hadden gestaan
- hadden gestaan
- hadden gestaan
o.t.t.t.
- zal staan
- zult staan
- zal staan
- zullen staan
- zullen staan
- zullen staan
o.v.t.t.
- zou staan
- zou staan
- zou staan
- zouden staan
- zouden staan
- zouden staan
en verder
- ben gestaan
- bent gestaan
- is gestaan
- zijn gestaan
- zijn gestaan
- zijn gestaan
diversen
- sta!
- stat!
- gestaan
- staand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor staan:
Antoniemen van "staan":
Verwante definities voor "staan":
Wiktionary: staan
staan
Cross Translation:
verb
staan
-
zich in verticale toestand van rust bevinden
- staan → stand
verb
-
be a model
-
display
-
occupy a place
-
to indicate in a written form
-
to support oneself on the feet in an erect position
-
to remain motionless
-
to exist
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• staan | → dress; get dressed; clothe; fit; suit; array; attire | ↔ habiller — Mettre des habits à quelqu’un… |
• staan | → accept; receive; accredit; admit; clothe; dress; fit; suit; array; attire; cover; overlay; lag; plate; protect; coat; back; put on; apply; plaster; stucco | ↔ revêtir — pourvoir de vêtements quelqu’un qui en a besoin. |
• staan | → clothe; dress; fit; suit; array; attire | ↔ vêtir — habiller, couvrir d’un vêtement. |
• staan | → stand | ↔ être debout — Se tenir verticalement, sur ses pieds ou sur ses bases. |