Nederlands
Uitgebreide vertaling voor spits (Nederlands) in het Engels
spits:
-
de spits (centrumspits)
-
de spits (spitsuur)
-
de spits (vleugelspeler; rechtsbuiten; buitenspeler; linksbuiten; flankspeler)
the flank guard; the winger; the wingplayer; the right-winger; the wing-player; the outside left; the outside right; the left winger
-
spits (spitsvormig; puntig; toegespitst; spitsig)
-
spits (kien; slim; pienter; uitgekookt; bijdehand)
Vertaal Matrix voor spits:
Verwante woorden van "spits":
Wiktionary: spits
spits
Cross Translation:
adjective
noun
-
sharp point or pointed end
-
most central of the strikers
-
botany: end of leaf
-
pointed end
-
in geometry: topmost vertex of a cone or pyramid
-
highest point
-
tall, sharp and craggy rock or mountain
-
thin, pointed, projecting part
-
times of day when traffic jams are commonplace, principally due to commuting
-
tapering architectural structure
- spire → spits; torenspits
-
peak, top of mountain
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• spits | → peak | ↔ Spitze — der oberste, schmal zulaufende Teil eines Gegenstandes oder einer Formation |
• spits | → striker; forward; attacker | ↔ Stürmer — Sport: ein Offensivspieler, dessen Hauptaufgabe darin besteht, Tore zu schießen. |
• spits | → sharp | ↔ spitz — die Fähigkeit habend, schneiden zu können; scharf |
• spits | → peak; point; summit; tip; apex; highlight; zenith; acme; end; ending; conclusion; finish; termination | ↔ bout — partie extrême d’une chose. |
• spits | → peak; point; summit; tip; apex; highlight; zenith; acme; climax; culmination | ↔ cime — La partie la plus haute d’une montagne, d’un rocher, d’un arbre, etc. |
• spits | → peak; point; summit; tip; apex; highlight; zenith; acme | ↔ pointe — extrémité piquante et aiguë de quelque chose que ce être. |
• spits | → pointed; sharp; keen | ↔ pointu — Qui se termine en pointe |
spit:
-
het spit
Vertaal Matrix voor spit:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
backache | spit | rugpijn |
lumbago | spit | |
pain in the back | spit |
Verwante woorden van "spit":
Wiktionary: spit
spit
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• spit | → spit | ↔ Spieß — ein Besteck zum durchstoßen („aufspießen“) von Nahrung |
spits vorm van spitsen:
-
spitsen
Conjugations for spitsen:
o.t.t.
- spits
- spitst
- spitst
- spitsen
- spitsen
- spitsen
o.v.t.
- spitsde
- spitsde
- spitsde
- spitsden
- spitsden
- spitsden
v.t.t.
- heb gespitst
- hebt gespitst
- heeft gespitst
- hebben gespitst
- hebben gespitst
- hebben gespitst
v.v.t.
- had gespitst
- had gespitst
- had gespitst
- hadden gespitst
- hadden gespitst
- hadden gespitst
o.t.t.t.
- zal spitsen
- zult spitsen
- zal spitsen
- zullen spitsen
- zullen spitsen
- zullen spitsen
o.v.t.t.
- zou spitsen
- zou spitsen
- zou spitsen
- zouden spitsen
- zouden spitsen
- zouden spitsen
en verder
- ben gespitst
- bent gespitst
- is gespitst
- zijn gespitst
- zijn gespitst
- zijn gespitst
diversen
- spits!
- spitst!
- gespitst
- spitsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de spitsen (spitsuren)
Vertaal Matrix voor spitsen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
peak hours | spitsen; spitsuren | |
point | point; pointe; punt | |
rush hours | spitsen; spitsuren | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
point | spitsen | aanduiden; aangeven; aanwijzen; attenderen; iets aanwijzen; indiceren; wijzen; wijzen naar |