Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor spatten (Nederlands) in het Engels
spatten:
-
spatten (spetteren)
Conjugations for spatten:
o.t.t.
- spat
- spat
- spat
- spatten
- spatten
- spatten
o.v.t.
- spatte
- spatte
- spatte
- spatten
- spatten
- spatten
v.t.t.
- heb gespat
- hebt gespat
- heeft gespat
- hebben gespat
- hebben gespat
- hebben gespat
v.v.t.
- had gespat
- had gespat
- had gespat
- hadden gespat
- hadden gespat
- hadden gespat
o.t.t.t.
- zal spatten
- zult spatten
- zal spatten
- zullen spatten
- zullen spatten
- zullen spatten
o.v.t.t.
- zou spatten
- zou spatten
- zou spatten
- zouden spatten
- zouden spatten
- zouden spatten
en verder
- ben gespat
- bent gespat
- is gespat
- zijn gespat
- zijn gespat
- zijn gespat
diversen
- spat!
- spatt!
- gespat
- spattend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor spatten:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
spatter | moesje; nop; spat; spatje; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje | |
splash | plens; plons; scheutje; spat; spatter | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
crackle | spatten; spetteren | knappen; knapperen; knetteren; protesteren; ruisen; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren; zacht ruisen |
spatter | spatten; spetteren | |
splash | spatten; spetteren | klateren; klotsen; opspatten; plonzen |
sputter | spatten; spetteren | knapperen; knetteren; protesteren; spugen; sputteren; spuwen; tegenpruttelen; tegensputteren |
Verwante woorden van "spatten":
spatten vorm van spat:
Vertaal Matrix voor spat:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
blot | moesje; nop; spat; spatje; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje | |
dirt-mark | moesje; nop; spat; spatje; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje | |
spatter | moesje; nop; spat; spatje; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje | |
speck | moesje; nop; spat; spatje; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje | spikkel |
splash | spat; spatter | plens; plons; scheutje |
spot | moesje; nop; spat; spatje; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje | plekje; puist; pukkel; reclamespot; smet; spot; vlek |
stain | moesje; nop; spat; spatje; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje | beits; schandmerk; schandvlek; smet; vlek; vuile plek |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
blot | bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen; kladderen; kliederen; klodderen | |
spatter | spatten; spetteren | |
splash | klateren; klotsen; opspatten; plonzen; spatten; spetteren | |
spot | ontdekken; ontwaren; opsporen | |
stain | afgeven; beitsen; besmeuren; bevlekken; bezoedelen; smetten; vlekken |