Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. spartelend:
  2. spartelen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor spartelend (Nederlands) in het Engels

spartelend:

spartelend bijvoeglijk naamwoord

  1. spartelend
    floundering; flapping

Vertaal Matrix voor spartelend:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
floundering gespartel; getrappel
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flapping spartelend wapperend
floundering spartelend

spartelen:

spartelen werkwoord (spartel, spartelt, spartelde, spartelden, gesparteld)

  1. spartelen
    to flounder
    • flounder werkwoord (flounders, floundered, floundering)

Conjugations for spartelen:

o.t.t.
  1. spartel
  2. spartelt
  3. spartelt
  4. spartelen
  5. spartelen
  6. spartelen
o.v.t.
  1. spartelde
  2. spartelde
  3. spartelde
  4. spartelden
  5. spartelden
  6. spartelden
v.t.t.
  1. heb gesparteld
  2. hebt gesparteld
  3. heeft gesparteld
  4. hebben gesparteld
  5. hebben gesparteld
  6. hebben gesparteld
v.v.t.
  1. had gesparteld
  2. had gesparteld
  3. had gesparteld
  4. hadden gesparteld
  5. hadden gesparteld
  6. hadden gesparteld
o.t.t.t.
  1. zal spartelen
  2. zult spartelen
  3. zal spartelen
  4. zullen spartelen
  5. zullen spartelen
  6. zullen spartelen
o.v.t.t.
  1. zou spartelen
  2. zou spartelen
  3. zou spartelen
  4. zouden spartelen
  5. zouden spartelen
  6. zouden spartelen
en verder
  1. ben gesparteld
  2. bent gesparteld
  3. is gesparteld
  4. zijn gesparteld
  5. zijn gesparteld
  6. zijn gesparteld
diversen
  1. spartel!
  2. spartelt!
  3. gesparteld
  4. spartelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor spartelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flounder schol
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flounder spartelen stoethaspelen