Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. sof:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor sof (Nederlands) in het Engels

sof:

sof [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de sof (tegenvaller; teleurstelling; fiasco; )
    the disappointment; the mishap; the comedown; the blow; the letdown
    • disappointment [the ~] zelfstandig naamwoord
    • mishap [the ~] zelfstandig naamwoord
    • comedown [the ~] zelfstandig naamwoord
    • blow [the ~] zelfstandig naamwoord
    • letdown [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor sof:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blow fiasco; flop; misrekening; misslag; slag; sof; tegenvaller; teleurstelling; terugslag bluts; deuk; dreun; duw; duwtje; handslag; harde slag; hengst; instulping; jens; klap; klop; knal; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; por; stoot; stootje; tik; toegebrachte klap; zet
comedown fiasco; flop; misrekening; misslag; slag; sof; tegenvaller; teleurstelling; terugslag
disappointment fiasco; flop; misrekening; misslag; slag; sof; tegenvaller; teleurstelling; terugslag desillusie; ontgoocheling; teleurstelling
letdown fiasco; flop; misrekening; misslag; slag; sof; tegenvaller; teleurstelling; terugslag
mishap fiasco; flop; misrekening; misslag; slag; sof; tegenvaller; teleurstelling; terugslag
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blow 'm piepen; 'm smeren; aanblazen; aanwakkeren; afzuigen; blazen; doen opvlammen; fellatio doen; fladderen; fluiten; hard waaien; hijgen; iets vergallen; pijpen; puffen; stuiven; verknoeien; waaien; wapperen; zuigen

Wiktionary: sof

sof
noun
  1. failure, especially in the entertainment industry