Nederlands
Uitgebreide vertaling voor soezend (Nederlands) in het Engels
soezend:
Vertaal Matrix voor soezend:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
day-dreaming | gemijmer; gepeins; mijmering | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dreamy | dromerig; mijmerend; soezend; suffend | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
day-dreaming | dromerig; mijmerend; soezend; suffend | dromerig; geneigd te dromen; in gedachten verzonken; mijmerend; nadenkend; peinzend |
soezend vorm van soezen:
Conjugations for soezen:
o.t.t.
- soes
- soest
- soest
- soesen
- soesen
- soesen
o.v.t.
- soesde
- soesde
- soesde
- soesden
- soesden
- soesden
v.t.t.
- heb gesoesd
- hebt gesoesd
- heeft gesoesd
- hebben gesoesd
- hebben gesoesd
- hebben gesoesd
v.v.t.
- had gesoesd
- had gesoesd
- had gesoesd
- hadden gesoesd
- hadden gesoesd
- hadden gesoesd
o.t.t.t.
- zal soezen
- zult soezen
- zal soezen
- zullen soezen
- zullen soezen
- zullen soezen
o.v.t.t.
- zou soezen
- zou soezen
- zou soezen
- zouden soezen
- zouden soezen
- zouden soezen
en verder
- ben gesoesd
- bent gesoesd
- is gesoesd
- zijn gesoesd
- zijn gesoesd
- zijn gesoesd
diversen
- soes!
- soest!
- gesoesd
- soezend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor soezen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dozing | doezelen; dommelen; gedoezel; gedommel; gesoes; soezen | dutten; gedut |
drowsing | doezelen; dommelen; gedoezel; gedommel; gesoes; soezen | dutten; gedut |
napping | doezelen; dommelen; gedoezel; gedommel; gesoes; soezen | dutten; gedut |
snoozing | doezelen; dommelen; gedoezel; gedommel; gesoes; soezen | dutten; gedut |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
doze | doezelen; dommelen; dutten; sluimeren; soezen | gedachteloos zijn; sluimeren; suffen; verborgen aanwezig zijn |
drowse | doezelen; dommelen; dutten; sluimeren; soezen | gedachteloos zijn; suffen |
snooze | doezelen; dommelen; dutten; sluimeren; soezen | maffen; meuren; pitten; slapen; sluimeren; uitstellen; verborgen aanwezig zijn |