Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. snuit:
  2. snuiten:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor snuit (Nederlands) in het Engels

snuit:

snuit [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de snuit (tronie; porum; smoel; )
    the phiz; the face; the phizog; the trap
    • phiz [the ~] zelfstandig naamwoord
    • face [the ~] zelfstandig naamwoord
    • phizog [the ~] zelfstandig naamwoord
    • trap [the ~] zelfstandig naamwoord
    the mug
    – the human face (`kisser' and `smiler' and `mug' are informal terms for `face' and `phiz' is British) 1
    • mug [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor snuit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
face bakkes; ponum; porum; smoel; smoelwerk; snoet; snuit; tronie aangezicht; bek; facie; front; gelaat; gevel; gezicht; letterbeeld; muil; pui; smoel; smoelwerk; tater; vlak; voorgevel; voorkant; voorzijde; waffel
mug bakkes; ponum; porum; smoel; smoelwerk; snoet; snuit; tronie beker; coupe; drinkbeker; drinkglas; facie; glas; glazen pul; haarlijn; haarsnit; haarstijl; kopje; kroes; mok; pul
phiz bakkes; ponum; porum; smoel; smoelwerk; snoet; snuit; tronie
phizog bakkes; ponum; porum; smoel; smoelwerk; snoet; snuit; tronie
trap bakkes; ponum; porum; smoel; smoelwerk; snoet; snuit; tronie hinderlaag; karretje; trap; val; valkuil; valstrik; wagentje
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
face confronteren; hoofd bieden; onder ogen zien; trotseren
mug overvallen
trap grijpen; klauwen; overlappen; pakken; vangen; vatten; verstrikken

Verwante woorden van "snuit":


Wiktionary: snuit

snuit
noun
  1. part of animal's head
  2. long, projecting nose, mouth and jaw of a beast
  3. nose of a man, (in contempt)
  4. anterior prolongation of head of weevil and other insects

Cross Translation:
FromToVia
snuit mouth Maul — Körperöffnung bei Tieren, durch die Nahrung aufgenommen wird
snuit snout Schnauze — vorspringender Maul- und Nasenbereich bei Tieren
snuit snout; muzzle museaupartie de la tête de certains animaux, qui comprendre la gueule et le nez. Il se dit surtout lorsque cette partir est pointue.
snuit trunk; proboscis; snout; stigma trompe — Trompe d’animal

snuiten:

snuiten werkwoord (snuit, snoot, snoten, gesnoten)

  1. snuiten
    to blow one's nose

Conjugations for snuiten:

o.t.t.
  1. snuit
  2. snuit
  3. snuit
  4. snuiten
  5. snuiten
  6. snuiten
o.v.t.
  1. snoot
  2. snoot
  3. snoot
  4. snoten
  5. snoten
  6. snoten
v.t.t.
  1. heb gesnoten
  2. hebt gesnoten
  3. heeft gesnoten
  4. hebben gesnoten
  5. hebben gesnoten
  6. hebben gesnoten
v.v.t.
  1. had gesnoten
  2. had gesnoten
  3. had gesnoten
  4. hadden gesnoten
  5. hadden gesnoten
  6. hadden gesnoten
o.t.t.t.
  1. zal snuiten
  2. zult snuiten
  3. zal snuiten
  4. zullen snuiten
  5. zullen snuiten
  6. zullen snuiten
o.v.t.t.
  1. zou snuiten
  2. zou snuiten
  3. zou snuiten
  4. zouden snuiten
  5. zouden snuiten
  6. zouden snuiten
en verder
  1. ben gesnoten
  2. bent gesnoten
  3. is gesnoten
  4. zijn gesnoten
  5. zijn gesnoten
  6. zijn gesnoten
diversen
  1. snuit!
  2. snuitt!
  3. gesnoten
  4. snuitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor snuiten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blow one's nose snuiten

Verwante woorden van "snuiten":


Wiktionary: snuiten

snuiten
verb
  1. door beurtelings de neus samen te knijpen en door de neus te blazen slijm uit de neusholte verwijderen
    • snuiten → blow one's nose

Verwante vertalingen van snuit