Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. snoevend:
  2. snoeven:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor snoevend (Nederlands) in het Engels

snoevend:

snoevend bijvoeglijk naamwoord

  1. snoevend (opschepperig; pocherig; brallerig; grootsprakerig)
    boastful; grandiloquent; bragging; boasting

Vertaal Matrix voor snoevend:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boasting bluf; branie; bravoure; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
bragging bluf; branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boastful brallerig; grootsprakerig; opschepperig; pocherig; snoevend opschepperig; protsend; protserig; schreeuwerig
bragging brallerig; grootsprakerig; opschepperig; pocherig; snoevend
grandiloquent brallerig; grootsprakerig; opschepperig; pocherig; snoevend bombastisch; gezwollen; hoogdravend; opgeblazen; pompeus
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boasting brallerig; grootsprakerig; opschepperig; pocherig; snoevend

snoevend vorm van snoeven:

snoeven werkwoord (snoef, snoeft, snoefte, snoeften, gesnoefd)

  1. snoeven (opscheppen; grootspreken; opsnijden)
    exagerate; to boast; to brag; to talk big
    • exagerate werkwoord
    • boast werkwoord (boasts, boasted, boasting)
    • brag werkwoord (brags, bragged, bragging)
    • talk big werkwoord (talks big, talked big, talking big)

Conjugations for snoeven:

o.t.t.
  1. snoef
  2. snoeft
  3. snoeft
  4. snoeven
  5. snoeven
  6. snoeven
o.v.t.
  1. snoefte
  2. snoefte
  3. snoefte
  4. snoeften
  5. snoeften
  6. snoeften
v.t.t.
  1. heb gesnoefd
  2. hebt gesnoefd
  3. heeft gesnoefd
  4. hebben gesnoefd
  5. hebben gesnoefd
  6. hebben gesnoefd
v.v.t.
  1. had gesnoefd
  2. had gesnoefd
  3. had gesnoefd
  4. hadden gesnoefd
  5. hadden gesnoefd
  6. hadden gesnoefd
o.t.t.t.
  1. zal snoeven
  2. zult snoeven
  3. zal snoeven
  4. zullen snoeven
  5. zullen snoeven
  6. zullen snoeven
o.v.t.t.
  1. zou snoeven
  2. zou snoeven
  3. zou snoeven
  4. zouden snoeven
  5. zouden snoeven
  6. zouden snoeven
en verder
  1. ben gesnoefd
  2. bent gesnoefd
  3. is gesnoefd
  4. zijn gesnoefd
  5. zijn gesnoefd
  6. zijn gesnoefd
diversen
  1. snoef!
  2. snoeft!
  3. gesnoefd
  4. snoevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor snoeven:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boast branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
brag branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boast grootspreken; opscheppen; opsnijden; snoeven beroemen; bluffen; bogen; brallen; grootspreken; opscheppen; roem dragen; zich kunnen beroemen op
brag grootspreken; opscheppen; opsnijden; snoeven bluffen; brallen; grootspreken; opscheppen
exagerate grootspreken; opscheppen; opsnijden; snoeven
talk big grootspreken; opscheppen; opsnijden; snoeven bluffen; grootspreken; opscheppen