Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. snoeien:
  2. snoei:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor snoeien (Nederlands) in het Engels

snoeien:

snoeien werkwoord (snoei, snoeit, snoeide, snoeiden, gesnoeid)

  1. snoeien (trimmen; knippen; besnoeien)
    to prune; to trim; to cut back; to pare
    • prune werkwoord (prunes, pruned, pruning)
    • trim werkwoord (trims, trimmed, trimming)
    • cut back werkwoord (cuts back, cut back, cutting back)
    • pare werkwoord (pares, pared, paring)

Conjugations for snoeien:

o.t.t.
  1. snoei
  2. snoeit
  3. snoeit
  4. snoeien
  5. snoeien
  6. snoeien
o.v.t.
  1. snoeide
  2. snoeide
  3. snoeide
  4. snoeiden
  5. snoeiden
  6. snoeiden
v.t.t.
  1. heb gesnoeid
  2. hebt gesnoeid
  3. heeft gesnoeid
  4. hebben gesnoeid
  5. hebben gesnoeid
  6. hebben gesnoeid
v.v.t.
  1. had gesnoeid
  2. had gesnoeid
  3. had gesnoeid
  4. hadden gesnoeid
  5. hadden gesnoeid
  6. hadden gesnoeid
o.t.t.t.
  1. zal snoeien
  2. zult snoeien
  3. zal snoeien
  4. zullen snoeien
  5. zullen snoeien
  6. zullen snoeien
o.v.t.t.
  1. zou snoeien
  2. zou snoeien
  3. zou snoeien
  4. zouden snoeien
  5. zouden snoeien
  6. zouden snoeien
en verder
  1. ben gesnoeid
  2. bent gesnoeid
  3. is gesnoeid
  4. zijn gesnoeid
  5. zijn gesnoeid
  6. zijn gesnoeid
diversen
  1. snoei!
  2. snoeit!
  3. gesnoeid
  4. snoeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

snoeien [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. snoeien (korten)
    the abridging; the abridgement; the abbreviating

Vertaal Matrix voor snoeien:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abbreviating korten; snoeien afkorten; bekorten; inkorten; korter maken; verkorten
abridgement korten; snoeien
abridging korten; snoeien afkorten; bekorten; inkorten; korter maken; verkorten
prune pruim
trim boordsel; galon; omzoming; oplegsel; passement
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cut back besnoeien; knippen; snoeien; trimmen beknotten; beperken
pare besnoeien; knippen; snoeien; trimmen kort knippen; kort maken; korten
prune besnoeien; knippen; snoeien; trimmen
trim besnoeien; knippen; snoeien; trimmen afwerken; bijknippen; een beetje knippen; garneren; haar kort laten knippen; inkorten; knippen; kort knippen; kort maken; korten; korter maken; kortwieken; minder maken; minimaliseren; omboorden; opmaken; opschikken; opsieren; opsmukken; optuigen; scheren; schotels garneren; tooien; verfraaien; verkorten; verluchten; versieren; zich mooi maken

Verwante woorden van "snoeien":


Wiktionary: snoeien

snoeien
verb
  1. To remove the outer covering or skin of something with a knife
  2. trim a tree or shrub
  3. (figuratively) cut down or shorten

Cross Translation:
FromToVia
snoeien cut up; carve; cut out; slice découpercouper par morceaux une pièce de viande ou détacher un à un les membres d’une pièce de volaille, de gibier.
snoeien clip; cut; shear; mow tondrecouper à ras la laine ou le poil des bêtes.

snoeien vorm van snoei:

snoei [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de snoei
    the cuttings; the snips; the clippings
    • cuttings [the ~] zelfstandig naamwoord
    • snips [the ~] zelfstandig naamwoord
    • clippings [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor snoei:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
clippings snoei knipsels; snippers; spaanders
cuttings snoei doorsneden; doorsnedes; doorsnijdingen; knipsels; scheuten; schoten; snippers; spaanders; spruiten; stekken
snips snoei knipjes; knipsels; snippers; spaanders

Verwante woorden van "snoei":


Wiktionary: snoei


Cross Translation:
FromToVia
snoei pruning élagage — foresterie|fr action d’élaguer.