Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cut
|
inkeping; insnijding; jaap; snede; snee; snijwond
|
bekorting; besnoeiing; besparing; bezuiniging; coupure; inkeping; inkerving; inkrimping; keep; kerf; korting; kostenbesparing; ontering; prijsverlaging; prijsvermindering; reductie; sneetje; snijwondje; snit; snoeiing; verkorting; verlaging
|
gash
|
inkeping; insnijding; jaap; snede; snee
|
barst; gat; groef; hak; houw; houwen; inkeping; inkerving; japen; keep; kerf; kloof; opening; reet; scheur; slag met een scherp werktuig; sneden; split; uitsparing
|
incision
|
inkeping; insnijding; jaap; snede; snee; snijwond
|
cesuur; inkeping; inkerving; keep; kerf; sneetje; snijwondje
|
indentation
|
inkeping; insnijding; jaap; snede; snee
|
inspringing
|
knife wound
|
snede; snee; snijwond
|
|
slash
|
inkeping; insnijding; jaap; snede; snee
|
hak; houw; inkeping; inkerving; insnijding; keep; kerf; slag met een scherp werktuig; slash; split
|
wound
|
snede; snee; snijwond
|
bit wond; kwetsuur; verwonding; wond
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cut
|
|
aankaarten; aansnijden; aanvoeren; afsnijden; coifferen; doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doorknippen; doormidden hakken; een knippend geluid maken; entameren; houtsnijden; in hout schrijven; in tweeën houwen; kappen; kerven; klieven; kloven; knippen; kort knippen; kort maken; korten; op tafel leggen; opperen; opwerpen; prikken; snerpen; snijden; snijwerk maken; steken; steken geven; te berde brengen; ter sprake brengen
|
slash
|
|
in hout schrijven; kerven
|
wound
|
|
bezeren; blesseren; krenken; kwetsen; schaden; verwonden
|
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cut
|
|
gekuist; gesneden; zedig gemaakt
|