Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
agreement
|
afspraak; akkoord; overeenkomst; regeling; schikking
|
akkoord; band; binding; bond; bondgenootschap; compromis; contract; convenant; federatie; goedkeuring; instemming; liga; overeenkomst; pact; unie; verbond; verdrag; vergelijk
|
approval
|
afspraak; akkoord; overeenkomst; regeling; schikking
|
accoord; akkoord; autorisatie; bijval; fiat; goedkeuring; goedkeuringsactiviteit; homologatie; instemming; machtiging; toestemming; volmacht
|
arrangement
|
arrangement; indeling; opstelling; ordening; rangschikking; schikking
|
arrangement; assemblage; assembleren; indeling; instrumentatie; montage; ordenen; orkestratie; plaatsing; regeling; samenstelling; samenvoeging; schikken
|
chord
|
afspraak; akkoord; overeenkomst; regeling; schikking
|
snaar
|
classification
|
arrangement; indeling; opstelling; ordening; rangschikking; schikking
|
categorie; classificatie; karakterisering; klasse; klassement; klassenindeling; klassenverdeling; klassering; rangschikken; rangschikking; typering
|
clearance
|
akkoord; regeling; schikking; vereffening; vergelijk
|
afrekenen; afrekening; inklaren; inklaring; inklaringspapier; vereffening; verrekening
|
come to terms
|
afspraak; akkoord; overeenkomst; regeling; schikking
|
|
concurrence
|
afspraak; akkoord; overeenkomst; regeling; schikking
|
gelijktijdigheid; samenloop
|
consent
|
afspraak; akkoord; overeenkomst; regeling; schikking
|
accoord; akkoord; believen; goeddunken; goedkeuring; instemming; jawoord; toestemming; welbevinden
|
decision
|
maatregel; schikking; voorziening
|
beslissing; discipline; dwang; gehoorzaamheid; onderwerping; orde; raadsbesluit; tucht
|
decree
|
maatregel; schikking; voorziening
|
afkondiging; arrest; beslissing; besluit; besluiten; decreet; raadsbesluit; regeringsbesluit; uitvaardiging
|
disposition
|
arrangement; indeling; opstelling; ordening; rangschikking; schikking
|
aard; confessie; geaardheid; geloof; geloofsovertuiging; gemoed; gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; gezindheid; gezindte; inborst; inslag; karakter; mentaliteit; natuur; overtuiging; temperament; vaststaande mening; vurigheid
|
facility
|
maatregel; schikking; voorziening
|
accommodatie; faciliteit; onderbrenging; onderdak; verschaffing; voorziening
|
make a compromise
|
afspraak; akkoord; overeenkomst; regeling; schikking
|
|
marshalling
|
arrangement; indeling; opstelling; ordening; rangschikking; schikking
|
|
measure
|
maatregel; schikking; voorziening
|
afmeting; beslissing; dimensie; formaat; gematigdheid; grootte; ingetogenheid; maat; maatbeker; maateenheid; maatstaf; mate; matigheid; norm; omvang; raadsbesluit; standaard; stemmigheid
|
permission
|
afspraak; akkoord; overeenkomst; regeling; schikking
|
akkoord; bekrachtiging; fiat; goedkeuring; goedvinden; instemming; licentie; machtiging; permissie; ratificering; toestemming; vergunning
|
position
|
arrangement; indeling; opstelling; ordening; rangschikking; schikking
|
ambt; baan; betrekking; bewering; dienstbetrekking; functie; gesteldheid; gezichtshoek; gezichtspunt; houding; invalshoek; job; klasse; ligging; maatschappelijke klasse; oogpunt; orde; perspectief; positie; rang; slag; staat; stand; stand van het lichaam; standpunt; standpuntbepaling; stellingname; thema; toestand; zienswijs
|
provision
|
maatregel; schikking; voorziening
|
boekhoudkundige reserve; levensmiddel; verpleging; verschaffing; verzorging; voorziening; zorg
|
ranging
|
arrangement; indeling; opstelling; ordening; rangschikking; schikking
|
|
settlement
|
afspraak; akkoord; overeenkomst; regeling; schikking; vereffening; vergelijk
|
afrekenen; afrekening; arrangement; beslechting; betalen; bijlegging; compromis; definiëring; dokken; genoegdoening; inklinking; inklinking van bout; klink; kolonie; kolonisatie; nederzetting; omschrijving; regeling; vereffening; vergelijk; verrekening; vestiging; voldoen
|
supply
|
maatregel; schikking; voorziening
|
aanvoer; afgifte; aflevering; bezorging; geleverde; leverantie; levering; toevoer; uitlevering; voorziening; zending
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
decree
|
|
afkondigen; bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; uitvaardigen; verordenen; verordonneren
|
measure
|
|
diepte bepalen; meten; opmeten; peilen
|
position
|
|
plaatsen; positioneren; zetten
|
provision
|
|
bevoorraden; inrichten
|
supply
|
|
aanleveren; afleveren; bestellen; bevoorraden; bezorgen; brengen; leveren; overhandigen; rondbrengen; thuisbezorgen; toedragen; toeleveren; toevoeren; verschaffen; verstrekken; versturen; zenden
|