Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cavity
|
barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing
|
cariës; compartiment; coupé; hol; holle ruimte; holte; kuil; muurnis; niche; nis; uitholling
|
cleft
|
barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing
|
bergkloof; bergspleet; gleuf; kier; kloof; kuiltje; opening; ravijn; rotskloof; rotsspleet; sleuf; spouw
|
crack
|
barst; breuk; krak; scheur
|
bam; coryfee; crack; explosie; geweldenaar; kei; kiertje; knak; knal; knik; kraken; ontploffing; plof
|
cracking
|
barst; breuk; krak; scheur
|
geknapper; gekraak; splijting
|
cranny
|
barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing
|
kloof; opening; spleet; tussenruimte; uitsparing
|
crash
|
barst; breuk; krak; scheur
|
aanrijding; aanvaring; afname; beurskrach; botsing; collisie; crash; daling; debacle; dreun; ineenstorting; ineenzakking; instorting; klap; knal; krach; kwak; minder worden; smak; terugloop; val; vastloper
|
crevice
|
barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing
|
kloof; opening; spleet; tussenruimte; uitsparing
|
cut-away
|
barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing
|
|
fissure
|
barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing
|
gleuf; kier; kloof; opening; ravijn; rotsspleet; sleuf; spleet; splijting; tussenruimte; uitsparing
|
flaw
|
barst; breuk; krak; scheur
|
abuis; blunder; domheid; dwaling; euvel; feil; flater; fout; gebrek; giller; incorrectheid; kwaaltje; manco; mankement; misgreep; misslag; onjuistheid; onvolkomenheid; vergissing; zwakheid
|
gap
|
barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing
|
gaping; gebrek; gleuf; hiaat; interim; kier; lacune; leegte; leemte; manco; onderbreking; opening; sleuf; tussenpoos; tussentijd; zwakheid
|
gash
|
barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing
|
hak; houw; houwen; inkeping; inkerving; insnijding; jaap; japen; keep; kerf; slag met een scherp werktuig; snede; sneden; snee
|
hole
|
barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing
|
aars; anus; gaatje; gat; hol; hol van een dier; kuil; leger; lek; lekken; nest; schuilplaats; uitholling; waterlek
|
interstice
|
barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing
|
|
opening
|
barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing
|
aanvang; afzetgebied; afzetmarkt; begin; bijt; inzet; kloof; ontsluiten; ontsluiting; opening; openlegging; openmaken; openstelling; spleet; start; tussenruimte; uitsparing; wak
|
rent
|
scheur; torn
|
huishuur; huur; huurprijs; huursom; pacht
|
rip
|
scheur; torn
|
|
saving
|
barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing
|
bekorting; bergen; besnoeiing; besparing; bewaren; bezuiniging; inkrimping; kostenbesparing; verkorting
|
split
|
scheur; torn
|
afsplijten; afsplijting; afsplitsen; afsplitsing; gleuf; kier; opening; sleuf
|
tear
|
scheur; torn
|
traan; winkelhaak in kleding
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
crack
|
|
aan stukken springen; een krakend geluid maken; huizen kraken; klieven; kloven; knakken; knallen; knappen; kraken; losbreken; loskoppelen; openbreken; openrukken; opensperren; scheiden; splijten; splitsen; uit elkaar halen; uiteengaan; uiteensplijten; uitsplitsen
|
crash
|
|
aanrijden; botsen; crashen; ineenstorten; instorten; ontbinden; op elkaar knallen; op elkaar stoten; rotten; stoten op; vastlopen; vergaan; verongelukken; verrotten; verteren; wegrotten
|
rent
|
|
pachten; verhuren
|
rip
|
|
ergens uitscheuren; kapot scheuren; verscheuren
|
split
|
|
afscheiden; afsplitsen; afzonderen; hakken; in stukken hakken; klieven; kloven; loskoppelen; opkrassen; scheiden; separeren; splijten; splitsen; uit elkaar halen; uiteengaan; uiteensplijten; uitsplitsen
|
tear
|
|
accentueren; benadrukken; huilen; inscheuren; kapot scheuren; losscheuren; openrijten; openscheuren; rijten; scheuren; tranen; tranen afscheiden; verscheuren
|
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cleft
|
|
gespleten; gevorkt
|
opening
|
|
inleidend; introducerend; voorafgaand; voorgaand
|
split
|
|
gespleten; gevorkt
|