Schelheid in het Engels vertaald uit het Nederlands

Remove Ads

Overzicht

Nederlands naar Engels: Meer gegevens...

schelheid:
- shrillness; stridency
schel:
- bell; doorbell
- shrill
Wiktionary:
- schelheid → acrimony, sharpness, acuity, harshness, poignancy, delicacy, elegance, subtlety, stridence, stridency, acridity, acridness, bitterness, acerbity, sourness
- schel → brazen, reedy
- schel → acerbic, vinegary, acrid, acrimonious, acidulous, astringent, sour, bitter, tart, sharp, acute, shrill, nasty, racy, lurid, keen, poignant, waspish, strident, fine, subtle, delicate, light, thin, incisive, biting, piercing, sharp-toned, trenchant, spicy, pointed, penetrating, salient, noteworthy, remarkable, notable, doorbell, bell, perky, vivacious, alert, brisk, adroit, sprightly, vigorous, spry, active, harsh

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor schelheid (Nederlands) in het Engels

schelheid:

schelheid [znw.] zelfstandig naamwoord

schelheid
the shrillness; the stridency
- shrillness [the ~] zelfstandig naamwoord
- stridency [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor schelheid:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
shrillness	schelheid
stridency	schelheid

Verwante woorden van "schelheid":

schel

Wiktionary: schelheid

Cross Translation:

From	To	Via
• schelheid	→ acrimony; sharpness; acuity; harshness; poignancy	↔ acrimonie — agressivité verbale due à une mauvaise humeur.
• schelheid	→ acuity; sharpness; poignancy	↔ acuité — qualité de ce qui est aigu.
• schelheid	→ delicacy; elegance; subtlety	↔ finesse — qualité de ce qui est fin, délié ou menu.
• schelheid	→ stridence; stridency	↔ stridence — Caractère de ce qui est strident, d’une sonorité stridente.
• schelheid	→ acridity; acridness; sharpness; acrimony; acuity; harshness; poignancy; bitterness; acerbity; sourness	↔ âcreté — qualité de ce qui est âcre.
• schelheid	→ sharpness; acrimony; acuity; harshness; poignancy	↔ âpreté — qualité de ce qui est âpre.

schel:

schel [de ~] zelfstandig naamwoord

de schel (bel)
the bell; the doorbell
- bell [the ~] zelfstandig naamwoord
- doorbell [the ~] zelfstandig naamwoord

schel bijvoeglijk naamwoord

schel (scherp; schril; hoog; hard; snerpend)
shrill
- shrill bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor schel:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bell	bel; schel
doorbell	bel; schel
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
shrill	hard; hoog; schel; scherp; schril; snerpend	doordringend; hel; indringend; schel klinkend; scherp; scherpklinkend

Verwante woorden van "schel":

schelheid, schellen, schelen, scheler, schelere, schelst, schelste, schele

Wiktionary: schel

schel

adjective

Sounding harsh and loud.
- brazen → schel
high and thin
- reedy → schril; schel

Cross Translation:

From	To	Via
• schel	→ acerbic; vinegary; acrid; acrimonious; acidulous; astringent	↔ acerbe — Qui est d’un goût âpre, se dit d’un vin acide, dur et âpre
• schel	→ sour; bitter; acrid; tart	↔ aigre — Qui a une saveur acide et amère provoquant un sentiment désagréable.
• schel	→ sharp; acute; shrill; nasty; racy; lurid; acrid; acrimonious; keen; poignant; waspish; strident	↔ aigu — Qui a un aspect pointu, tranchant, voire déchirer.
• schel	→ sharp	↔ coupant — Qui couper.
• schel	→ bitter; acrid	↔ cuisant — Qui produire une douleur âpre et aiguë.
• schel	→ fine; subtle; delicate; light; thin; keen; acute	↔ fin — délié, menu, mince ou étroit.
• schel	→ incisive; sharp; acute; keen; poignant	↔ incisif — Qui couper ou qui est propre à couper.
• schel	→ biting; sharp; acrid; acrimonious; keen; poignant; waspish; acute	↔ mordant — didact\|fr Qui mordre.
• schel	→ piercing; shrill; sharp; sharp-toned; waspish; acute	↔ perçant — Qui percer, qui pénétrer.
• schel	→ sharp; trenchant; spicy; nasty; racy; lurid; acrid; acrimonious; keen; poignant; waspish; acute	↔ piquant — Qui piquer.
• schel	→ pointed; sharp; keen	↔ pointu — Qui se termine en pointe
• schel	→ penetrating	↔ pénétrant — Qui pénétrer.
• schel	→ salient; noteworthy; remarkable; notable	↔ saillant — Qui avancer, qui sortir en dehors.
• schel	→ doorbell; bell	↔ sonnette — clochette dont on se servir pour appeler ou pour avertir.
• schel	→ lurid; acrid; acrimonious; poignant; waspish; acute; perky; vivacious; alert; brisk; adroit; sprightly; vigorous; spry; active	↔ vif — Qui est en vie.
• schel	→ acrid; harsh; bitter; acrimonious; lurid; sharp; keen; poignant; waspish; acute	↔ âcre — Qui a quelque chose de piquant et d’irritant.
• schel	→ acrid; harsh; keen; acerbic; acidulous; astringent	↔ âpre — Qui, par sa rudesse ou son âcreté, produit une sensation désagréable aux organes du toucher, de l’ouïe ou du goût.

Remove Ads

Vertaal schelheid van Nederlands naar Engels

Uitgebreide vertaling voor schelheid (Nederlands) in het Engels

schelheid:

schelheid [znw.] zelfstandig naamwoord

schelheid

Vertaal Matrix voor schelheid:

Verwante woorden van "schelheid":

Wiktionary: schelheid

schel:

schel [de ~] zelfstandig naamwoord

de schel (bel)

schel bijvoeglijk naamwoord

schel (scherp; schril; hoog; hard; snerpend)

Vertaal Matrix voor schel:

Verwante woorden van "schel":

Wiktionary: schel