Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. samenplakken:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor samenplakken (Nederlands) in het Engels

samenplakken:

samenplakken werkwoord

  1. samenplakken (klitten)
    to stick; to stick together
    • stick werkwoord (sticks, sticked, sticking)
    • stick together werkwoord (sticks together, stuck together, sticking together)

Vertaal Matrix voor samenplakken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stick baton; hakhout; hockeystick; knoet; knuppel; loot; phylum; pook; schacht; slaghout; staaf; staf; stam; stang; stok; takje; twijg; versnellingshandel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stick klitten; samenplakken aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; blijven hangen; blijven steken; graaien; grijpen; grissen; haperen; iets vastkleven; jatten; kleven; klitten; lijmen; omhoogzitten; op hetzelfde niveau blijven; pikken; plakken; snaaien; stagneren; stokken; vast blijven hangen; vastkleven; vastkoeken; vastlijmen; vastlopen; vastplakken; wegkapen
stick together klitten; samenplakken aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; kleven; klitten; lijmen; plakken; vastkleven; vastlijmen; vastplakken

Wiktionary: samenplakken


Cross Translation:
FromToVia
samenplakken paste; paste up; placard; post; post up; agglutinate; bond agglutinerunir et mêler plusieurs substances de manière à en former une masse compacte.