Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. samengroeien:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor samengroeien (Nederlands) in het Engels

samengroeien:

samengroeien werkwoord (groei samen, groeit samen, groeide samen, groeiden samen, samengegroeid)

  1. samengroeien (aaneengroeien)
    to grow together
    • grow together werkwoord (grows together, grew together, growing together)

Conjugations for samengroeien:

o.t.t.
  1. groei samen
  2. groeit samen
  3. groeit samen
  4. groeien samen
  5. groeien samen
  6. groeien samen
o.v.t.
  1. groeide samen
  2. groeide samen
  3. groeide samen
  4. groeiden samen
  5. groeiden samen
  6. groeiden samen
v.t.t.
  1. ben samengegroeid
  2. bent samengegroeid
  3. is samengegroeid
  4. zijn samengegroeid
  5. zijn samengegroeid
  6. zijn samengegroeid
v.v.t.
  1. was samengegroeid
  2. was samengegroeid
  3. was samengegroeid
  4. waren samengegroeid
  5. waren samengegroeid
  6. waren samengegroeid
o.t.t.t.
  1. zal samengroeien
  2. zult samengroeien
  3. zal samengroeien
  4. zullen samengroeien
  5. zullen samengroeien
  6. zullen samengroeien
o.v.t.t.
  1. zou samengroeien
  2. zou samengroeien
  3. zou samengroeien
  4. zouden samengroeien
  5. zouden samengroeien
  6. zouden samengroeien
diversen
  1. groei samen!
  2. groeit samen!
  3. samengegroeid
  4. samengroeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor samengroeien:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
grow together aaneengroeien; samengroeien vergroeien

Wiktionary: samengroeien

samengroeien
noun
  1. act of coalescing