Nederlands
Uitgebreide vertaling voor samen (Nederlands) in het Engels
samen:
-
samen (gezamenlijk; tezamen; met z'n beiden)
together; combined; jointly; altogether; with each other; with one another-
together bijvoeglijk naamwoord
-
combined bijvoeglijk naamwoord
-
jointly bijwoord
-
altogether bijwoord
-
with each other bijvoeglijk naamwoord
-
with one another bijvoeglijk naamwoord
-
-
samen (bijeen; tezamen; bij elkaar)
altogether; together; combined; with each other; with one another; in all-
altogether bijwoord
-
together bijvoeglijk naamwoord
-
combined bijvoeglijk naamwoord
-
with each other bijvoeglijk naamwoord
-
with one another bijvoeglijk naamwoord
-
in all bijwoord
-
-
samen