Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor rondreiken (Nederlands) in het Engels

rondreiken:

rondreiken werkwoord (reik rond, reikt rond, reikte rond, reikten rond, rondgereikt)

  1. rondreiken (ronddelen; verdelen; uitreiken; uitdelen; rondgeven)
    to distribute; to hand out; to confer; to give out; pass around; to dish out; to parcel out; to hand round; to dole out
    • distribute werkwoord (distributes, distributed, distributing)
    • hand out werkwoord (hands out, handed out, handing out)
    • confer werkwoord (confers, conferred, conferring)
    • give out werkwoord (gives out, gave out, giving out)
    • pass around werkwoord
    • dish out werkwoord (dishes out, dished out, dishing out)
    • parcel out werkwoord (parcels out, parcelled out, parcelling out)
    • hand round werkwoord (hands round, handed round, handing round)
    • dole out werkwoord (doles out, doled out, doling out)

Conjugations for rondreiken:

o.t.t.
  1. reik rond
  2. reikt rond
  3. reikt rond
  4. reiken rond
  5. reiken rond
  6. reiken rond
o.v.t.
  1. reikte rond
  2. reikte rond
  3. reikte rond
  4. reikten rond
  5. reikten rond
  6. reikten rond
v.t.t.
  1. heb rondgereikt
  2. hebt rondgereikt
  3. heeft rondgereikt
  4. hebben rondgereikt
  5. hebben rondgereikt
  6. hebben rondgereikt
v.v.t.
  1. had rondgereikt
  2. had rondgereikt
  3. had rondgereikt
  4. hadden rondgereikt
  5. hadden rondgereikt
  6. hadden rondgereikt
o.t.t.t.
  1. zal rondreiken
  2. zult rondreiken
  3. zal rondreiken
  4. zullen rondreiken
  5. zullen rondreiken
  6. zullen rondreiken
o.v.t.t.
  1. zou rondreiken
  2. zou rondreiken
  3. zou rondreiken
  4. zouden rondreiken
  5. zouden rondreiken
  6. zouden rondreiken
en verder
  1. is rondgereikt
  2. zijn rondgereikt
diversen
  1. reik rond!
  2. reikt rond!
  3. rondgereikt
  4. rondreikend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor rondreiken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
confer ronddelen; rondgeven; rondreiken; uitdelen; uitreiken; verdelen gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen
dish out ronddelen; rondgeven; rondreiken; uitdelen; uitreiken; verdelen
distribute ronddelen; rondgeven; rondreiken; uitdelen; uitreiken; verdelen distribueren; ronddelen; uitreiken; verdelen
dole out ronddelen; rondgeven; rondreiken; uitdelen; uitreiken; verdelen
give out ronddelen; rondgeven; rondreiken; uitdelen; uitreiken; verdelen
hand out ronddelen; rondgeven; rondreiken; uitdelen; uitreiken; verdelen distribueren; ronddelen; uitreiken; verdelen
hand round ronddelen; rondgeven; rondreiken; uitdelen; uitreiken; verdelen
parcel out ronddelen; rondgeven; rondreiken; uitdelen; uitreiken; verdelen kavelen; verdelen; verkavelen
pass around ronddelen; rondgeven; rondreiken; uitdelen; uitreiken; verdelen