Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
honorable
|
eerbaar; eerzaam; keurig; kies; respectabel
|
achtbaar; achtenswaardig; braaf; edelachtbaar; eerbiedwaardig; eerlijk; eervol; honorabel; loffelijk; lofwaardig; lovenswaardig; prijzenswaardig; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig
|
honourable
|
eerbaar; eerzaam; keurig; kies; respectabel
|
achtbaar; achtenswaardig; braaf; edelachtbaar; eerbiedwaardig; eerlijk; eervol; honorabel; loffelijk; lofwaardig; lovenswaardig; prijzenswaardig; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig
|
neat
|
eerbaar; eerzaam; keurig; kies; respectabel
|
behendig; bekwaam; blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; decent; eerbaar; fatsoenlijk; fideel; fleurig; geestig; handig; jolig; kleurig; kundig; kwiek; levendig; lustig; manierlijk; monter; netjes; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; ordelijk; ordelijk gemaakt; proper; rap; schoon; sec; snel; uitgelaten; vaardig; vlot; vlug; vrolijk; wakker; welgemoed; welvoeglijk; zindelijk; zonnig
|
respectable
|
eerbaar; eerzaam; keurig; kies; respectabel
|
aanmerkelijk; aanzienlijk; achtbaar; achtenswaardig; beduidend; behoorlijk; beschaafd; decent; deugdzaam; eerbaar; eerbiedwaardig; eerbiedwekkend; eerzaam; enorm; fatsoenlijk; flink; fors; indrukwekkend; manierlijk; netjes; substantieel; welgemanierd; welopgevoed; welvoeglijk; zedig
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
decent
|
eerbaar; eerzaam; keurig; kies; respectabel
|
betamelijk; decent; deugdzaam; eerbaar; eerzaam; fatsoenlijk; manierlijk; menswaardig; netjes; welgevoeglijk; welvoeglijk; zedig
|