Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor ranselen (Nederlands) in het Engels
ranselen:
-
ranselen
Conjugations for ranselen:
o.t.t.
- ransel
- ranselt
- ranselt
- ranselen
- ranselen
- ranselen
o.v.t.
- ranselde
- ranselde
- ranselde
- ranselden
- ranselden
- ranselden
v.t.t.
- heb geranseld
- hebt geranseld
- heeft geranseld
- hebben geranseld
- hebben geranseld
- hebben geranseld
v.v.t.
- had geranseld
- had geranseld
- had geranseld
- hadden geranseld
- hadden geranseld
- hadden geranseld
o.t.t.t.
- zal ranselen
- zult ranselen
- zal ranselen
- zullen ranselen
- zullen ranselen
- zullen ranselen
o.v.t.t.
- zou ranselen
- zou ranselen
- zou ranselen
- zouden ranselen
- zouden ranselen
- zouden ranselen
en verder
- ben geranseld
- bent geranseld
- is geranseld
- zijn geranseld
- zijn geranseld
- zijn geranseld
diversen
- ransel!
- ranselt!
- geranseld
- ranselend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor ranselen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cudgel | knoet; knuppel | |
wallop | hengst; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; opstopper; peut; stoot | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cudgel | ranselen | knuppelen |
wallop | ranselen | knuppelen |
Verwante woorden van "ranselen":
ranselen vorm van ransel:
-
de ransel (knapzak)
Vertaal Matrix voor ransel:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
haversack | knapzak; ransel | haverzak; voederzak; voerzak |
knapsack | knapzak; ransel | rugzak |