Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. radio:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor radio (Nederlands) in het Engels

radio:

radio [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de radio (radiotoestel)
    the radio; the radio set; the wireless set
  2. de radio (radioprogramma; uitzending)
    the broadcast; the radioprogramme

Vertaal Matrix voor radio:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
broadcast radio; radioprogramma; uitzending programma; uitzending
radio radio; radiotoestel
radio set radio; radiotoestel radiokastje
radioprogramme radio; radioprogramma; uitzending
wireless set radio; radiotoestel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
broadcast nieuwsberichten omroepen; omroepen; programma uitzenden; uitzenden
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
broadcast broadcast-

Verwante definities voor "radio":

  1. toestel dat golven omzet in geluid1
    • we luisterden naar een programma op de radio1

Wiktionary: radio

radio
noun
  1. receiver

Cross Translation:
FromToVia
radio radio Radio — ein elektronisches Gerät, mit dem Hörfunkprogramme empfangen werden können, beispielsweise Nachrichten- oder Musikkanäle
radio radio Radiokein Plural: Programme, die mit einem Radio empfangen werden können
radio radio radio — Appareil émetteur et récepteur de radiocommunication
radio radio; broadcast listener radio — Récepteur d’émissions radiophoniques

Verwante vertalingen van radio