Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor pols (Nederlands) in het Engels
pols:
Vertaal Matrix voor pols:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
wrist | pols |
Verwante woorden van "pols":
Verwante definities voor "pols":
Wiktionary: pols
pols
Cross Translation:
noun
pols
-
anatomie: 1. gewricht
- pols → wrist
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• pols | → wrist | ↔ Handgelenk — Anatomie: dasjenige Gelenk, das Hand und Unterarm verbindet |
• pols | → wrist; carpus | ↔ poignet — anatomie|fr articulation par laquelle l’avant-bras se joint à la main. |
• pols | → pulse; beat; beating; pulsating; pulsation; throb; throbbing | ↔ pouls — Battement des artères... |
pols vorm van polsen:
-
polsen
Conjugations for polsen:
o.t.t.
- pols
- polst
- polst
- polsen
- polsen
- polsen
o.v.t.
- polste
- polste
- polste
- polsten
- polsten
- polsten
v.t.t.
- heb gepolst
- hebt gepolst
- heeft gepolst
- hebben gepolst
- hebben gepolst
- hebben gepolst
v.v.t.
- had gepolst
- had gepolst
- had gepolst
- hadden gepolst
- hadden gepolst
- hadden gepolst
o.t.t.t.
- zal polsen
- zult polsen
- zal polsen
- zullen polsen
- zullen polsen
- zullen polsen
o.v.t.t.
- zou polsen
- zou polsen
- zou polsen
- zouden polsen
- zouden polsen
- zouden polsen
en verder
- ben gepolst
- bent gepolst
- is gepolst
- zijn gepolst
- zijn gepolst
- zijn gepolst
diversen
- pols!
- polst!
- gepolst
- polsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor polsen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
approach someone | polsen | |
sound out about | polsen |
Verwante woorden van "polsen":
pols vorm van pol:
Vertaal Matrix voor pol:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
clump | pol | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
clump | klossen; lopen met geluid |