Nederlands
Uitgebreide vertaling voor pissig (Nederlands) in het Engels
pissig:
-
pissig (geïrriteerd; prikkelbaar; aangebrand; geprikkeld; geërgerd)
bad-tempered; pissed off; irritated; piqued; nettled; sore-
bad-tempered bijvoeglijk naamwoord
-
pissed off bijvoeglijk naamwoord
-
irritated bijvoeglijk naamwoord
-
piqued bijvoeglijk naamwoord
-
nettled bijvoeglijk naamwoord
-
sore bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor pissig:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
sore | etterende wond; etterende wonde; zeer; zweer; zweren | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bad-tempered | aangebrand; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; pissig; prikkelbaar | gemelijk; knorrig; nurks; stuurs; wrevelig |
sore | aangebrand; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; pissig; prikkelbaar | gepikeerd; ontstemd; ontstoken; pijnlijk |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
irritated | aangebrand; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; pissig; prikkelbaar | geirriteerd; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; stuurs |
nettled | aangebrand; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; pissig; prikkelbaar | gepikeerd; ontstemd |
piqued | aangebrand; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; pissig; prikkelbaar | gepikeerd; ontstemd |
pissed off | aangebrand; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; pissig; prikkelbaar | erg boos; spinnijdig |