Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. passage:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor passage (Nederlands) in het Engels

passage:

passage [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de passage (gangpad; gang; doorgang; doorloop)
    the aisle; the gangway; the passage; the alley
    • aisle [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gangway [the ~] zelfstandig naamwoord
    • passage [the ~] zelfstandig naamwoord
    • alley [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de passage (corridor; doorgang)
    the passage; the corridor; the aisle
    • passage [the ~] zelfstandig naamwoord
    • corridor [the ~] zelfstandig naamwoord
    • aisle [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor passage:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aisle corridor; doorgang; doorloop; gang; gangpad; passage middenpad; middenweg
alley doorgang; doorloop; gang; gangpad; passage bondgenote; gangetje; laantje; steeg; straatje
corridor corridor; doorgang; passage corridor; gang; hal; overloop; portaal; verbindingsgang; wandelgang
gangway doorgang; doorloop; gang; gangpad; passage corridor; gang; gangboord; loopbrug; loopplank
passage corridor; doorgang; doorloop; gang; gangpad; passage doorrit; doortocht; doorvaart; hal; overloop; overtocht; overvaart; passus; portaal; tochtje; toertje; trip; uitje; uitstapje; verbindingsgang; zeereis

Verwante woorden van "passage":

  • passages

Wiktionary: passage

passage
noun
  1. ontlasting, doorgang
passage
noun
  1. way or means of approaching
  2. opening, road, or track, available for passing

Cross Translation:
FromToVia
passage trade; game; traffic traficnégoce, commerce de marchandises.