Nederlands

Uitgebreide vertaling voor partner (Nederlands) in het Engels

partner:

partner [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de partner (gezel; maat)
    the mate; the partner; the chum; the companion; the pal; the friend
    • mate [the ~] zelfstandig naamwoord
    • partner [the ~] zelfstandig naamwoord
    • chum [the ~] zelfstandig naamwoord
    • companion [the ~] zelfstandig naamwoord
    • pal [the ~] zelfstandig naamwoord
    • friend [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de partner (gezellin)
    the companion; the partner; the female partner
  3. de partner (echtgenoot; eega; levensgezel; levenspartner; man)
    the husband; the spouse; the partner; the life companion; the companion
  4. de partner (levensgezel; levenspartner)
    the consort; the spouse; the life companion; the life partner
  5. de partner (medestrijder; bondgenoot; medestander)
    the comrade; the brother-in-arms; the partner; the supporter
  6. de partner (zakenpartner; vennoot; compagnon; deelgenoot; medefirmant)
    the business relation; the business contact

partner

  1. partner
    the partner
    – An individual or organization that does business with, by, or on behalf of Microsoft and that are members of the Microsoft Partner Program. 1
    • partner [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor partner:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brother-in-arms bondgenoot; medestander; medestrijder; partner medestrijder; strijdgenoot; wapenbroeder
business contact compagnon; deelgenoot; medefirmant; partner; vennoot; zakenpartner contactpersoon
business relation compagnon; deelgenoot; medefirmant; partner; vennoot; zakenpartner
chum gezel; maat; partner compagnon; gabber; gezel; intimus; kameraad; kameraadje; kompaan; kornuit; maat; maatje; makker; pal; spitsbroeder; vriend; vriendje
companion echtgenoot; eega; gezel; gezellin; levensgezel; levenspartner; maat; man; partner begeleidster; compagnon; gabber; gezel; gids; informatieboek; kameraad; kameraadje; kompaan; kornuit; maat; maatje; makker; metgezel; pal; spitsbroeder; vriend; vriendje
comrade bondgenoot; medestander; medestrijder; partner compagnon; gabber; gezel; kameraad; kameraadje; kompaan; kornuit; maat; maatje; makker; medestrijder; pal; spitsbroeder; strijdgenoot; strijdmakker; vriend; vriendje; wapenbroeder
consort levensgezel; levenspartner; partner gemalin; konvooischip; wederhelft
female partner gezellin; partner
friend gezel; maat; partner bekende; compagnon; gabber; gabbertje; gezel; intimus; kameraad; kameraadje; kennis; kompaan; kornuit; maat; maatje; makker; makkertje; pal; spitsbroeder; vriend; vriendje
husband echtgenoot; eega; levensgezel; levenspartner; man; partner echtgenoot; echtgenote; eega; gade; gemalin; man; vrouw
life companion echtgenoot; eega; levensgezel; levenspartner; man; partner echtgenote; gade; levensgezellin; vrouw
life partner levensgezel; levenspartner; partner
mate gezel; maat; partner compagnon; gabber; genoot; gezel; kameraad; kameraadje; kompaan; kornuit; maat; maatje; makker; metgezel; pal; spitsbroeder; vriend; vriendje
pal gezel; maat; partner compagnon; gabber; gabbertje; gezel; intimus; kameraad; kameraadje; kompaan; kornuit; maat; maatje; makker; makkertje; pal; spitsbroeder; vriend; vriendje
partner bondgenoot; echtgenoot; eega; gezel; gezellin; levensgezel; levenspartner; maat; man; medestander; medestrijder; partner compagnon; firmant; gabber; gade; gezel; kameraad; kameraadje; kompaan; kornuit; maat; maatje; makker; medespeler; pal; speelgenoot; speelkameraad; speelmakker; spitsbroeder; vriend; vrouw
spouse echtgenoot; eega; levensgezel; levenspartner; man; partner echtgenote; gade; levensgezellin; vrouw
supporter bondgenoot; medestander; medestrijder; partner aanhanger; begunstiger; donateur; fan; opdrachtgever; schenker; supporter

Verwante woorden van "partner":

  • partners

Verwante definities voor "partner":

  1. met wie je samenleeft of getrouwd bent2
    • uw partner is ook welkom op het feest2
  2. met wie je samenwerkt2
    • ik zoek een partner om een zaak te beginnen2

Wiktionary: partner

partner
noun
  1. iemand met wie men gehuwd of niet een relatie heeft
  2. iemand met wie men gezamenlijk iets onderneemt of handel drijft
partner
noun
  1. of breeding animal: sexual partner
  2. one of the owners of an unincorporated business, a partner

Cross Translation:
FromToVia
partner chaperon; duenna compagne — Féminin usuel de compagnon : Celle qui partage le sort de quelqu’un.
partner accompanist; companion; buddy; pal; comrade compagnon — Celui qui est habituellement avec un autre ou qui fait avec lui la même chose.
partner partner; concubine partenaire — Celui, celle qui, dans certains jeux, est associé à un autre joueur.